Hugo-Jan Ruts 5 juli 2012 2 reacties Print Flexibilisering van gemeenten loont. Nu nog vertalen naar een inhuurstrategie.Flexibilisering van gemeentelijke organisaties kan bijdragen aan uitmuntende dienstverlening en een groter innovatievermogen. Dat blijkt uit een onderzoek van Prof. Henk Volberda. Het gaat daarbij niet zo zeer om flexibiliteit via inhuur externen, maar een integrale visie op flexibiliteit. Zo’n visie kan een mooie basis zijn om gericht na te denken over een inhuurstrategie en niet klakkeloos de Roemer-norm te hanteren. Benodigde flexibiliteit hangt af van de turbulentie in de omgeving Henk Volberda van de Rotterdam School of Management onderzocht, samen met Niels van der Weerdt, in opdracht van het A+O fonds hoe het zit met flexibiliteit en gemeentelijke organisaties. Meer dan 180 gemeentesecretarissen en voorzitters van ondernemingsraden van Nederlandse gemeenten deden mee aan het onderzoek. Voor Volberda, auteur van het boek De Flexibele Onderneming, hangt de benodigde flexibiliteit af van de turbulentie in de omgeving van de organisatie. Naarmate de dynamiek, complexiteit en onvoorspelbaarheid van veranderingen toeneemt, dient ook het vermogen van de organisatie om te reageren op deze veranderingen toe te nemen. In een zeer turbulente omgeving is een flexibele organisatie vereist. “De rol van gemeenten in de samenleving verandert. Door het Bestuursakkoord 2011-2015 worden taken van het Rijk overgeheveld naar gemeenten. Door de aanstaande pensionering van de ‘babyboomgeneratie’ vindt er een verschuiving in het medewerkersbestand plaats en ontstaan er andere rollen in de organisatie door Het Nieuwe Werken. Deze ontwikkelingen en de interactie met een steeds complexere omgeving vragen om een herijking van de wijze waarop gemeenten invulling geven aan de inrichting van hun organisatie. Vooral de flexibiliteit is hierbij een interessante factor: hoe flexibel zijn gemeenten en in welke mate passen zij zich aan de omgeving aan “, zo schrijft Volberda in zijn rapport. De omgeving waarin gemeentelijke organisaties opereren verandert dus voortdurend en vraagt om een zekere balans tussen enerzijds stabiliteit en efficiency en anderzijds vernieuwing en flexibiliteit. Uit het onderzoek komt naar voren dat gemeenten een hogere complexiteit en vooral meer dynamiek ervaren ten opzichte van het gemiddelde van andere (middel)grote overheidsorganisaties. Gemeenten zijn redelijk vaak in staat om een hoge mate van flexibiliteit te ontwikkelen. Een aanzienlijk deel (30%) van deze groep gemeenten heeft de organisatie echter nog niet afgestemd op de onvoorspelbaarheid van de omgeving en presteert onder gemiddeld. Voor deze gemeenten is het belangrijk dat zij zich gaan ontwikkelen tot een meer flexibele organisatie. “ Het gaat hier bij dit onderzoek – voor alle duidelijkheid – niet sec om flexibiliteit van personeel via inhuur, flex-schillen of andere vormen externe flexibiliteit. Voor Volberda gaat het om operationele, structurele en strategische flexibiliteit. Die via interne en externe manieren te organiseren is. Zoals het onderstaande schema uit het rapport laat zien. Inzet van externen en samenwerking valt daar natuurlijk wel onder. Nadenken over inhuur, in plaats van visieloos de deur voor externen gesloten houden. Voor verdere informatie over het onderzoek en de gedachtegang van Volberda verwijs ik graag naar het onderzoek. Ik zie de gedachtegang van Volberda in ieder geval wel als mogelijke basis om keuzes te maken over de strategie met betrekking tot de inhuur externen. In plaats van visieloos de deur sluiten voor interim professionals. Dat laatste doet het natuurlijk altijd lekker in de pers. Die emotie heeft geleidt tot de zogenaamde Roemernorm voor overheden, een norm om niet meer dan 10 procent van de personeelskosten mag worden uitgegeven aan extern personeel. Ik snap die roep om het terugdringen van de uitgaven aan externen in deze tijden van bezuinigingen. Sterker nog, ik vind dat een gemeente (net als alle andere organisaties overigens) altijd kritisch moet zijn omtrent het werken met externen. Zowel qua kosten als qua effectiviteit, interne samenhang, opbouwen kennis, continuïteit. Het werken met (veel) externen heeft zijn voor- en nadelen. Daar moet je als organisatie goed over nadenken en een visie op hebben. Een norm stellen voor maximaal inhuur past daar mijn inziens niet in. Althans niet zonder een bredere visie op flexibiliteit. Het grote gevaar voor het hanteren van een vaste (maximale) norm voor inhuur is dat er alleen maar gekeken wordt naar dat getal en niet meer naar de beste (kwalitatief, financieel) manier van organiseren. Wellicht dat het onderzoek van Volberda en Van der Weert gemeenten kan aanzetten om strategische visie op het inhuren van externen te ontwikkelen die aansluit op de visie op organiseren en flexibiliteit. inhuur, onderzoek Print Over de auteur Over Hugo-Jan Ruts Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts
In de Gemeente Leiden begrijpen ze blijkbaar mijn punt. Gisteren is er een motie van D66 aangenomen om spoeler om te gaan met de maximum inhuur norm en zo meer ruimte te creeeren om ZZP’ers in te zetten. Zie http://www.d66leiden.nl/Nieuwsartikelen/Meer_ruimte_voor_ZZPers.aspx?objectName=NewsShow&objectId=629
Hele goede conclusie. Steeds maar organisaties laten zich leiden door kwantitatieve normen, waardoor de kwaliteit van personeel en diensten uit het oog wordt verloren.