Wim Davidse 25 september 2013 4 reacties Print Uitzendbranche: Wel degelijk graadmeter voor serieus economisch herstel!In weerwil tot wat ABNamro beweert, is de uitzendbranche nog steeds een goede indicator voor (het ontbreken) van economisch herstel. Artikel Wim Davidse. De merel is zo’n zangvogel die pakweg twee uur voor zonsopkomst, als het nog echt donker is, begint te zingen. Dus als het donker is en je vraagt je af of het ooit nog licht gaat worden en wanneer dan, let dan op het merelgezang – zodra dat begint, weet je dat de zon er aan komt en de duisternis en de kou snel zal verdrijven. De merel is daarmee geen helderziende of voorspeller, maar gewoon een vroege vogel die vliegensvlug reageert op het eerste vermoeden van licht en warmte, de zon – een vroege indicator dus. Volgens ABNamro is de uitzendbranche geen graadmeter meer voor de economie (Sector Update Uitzendbranche d.d. 9 sep 2013). Merel-af, zeg maar.Echt? De economische cyclus, uitzenden en de flex-mix De uitzendbranche voorspelt de economie natuurlijk net zo min als de merel de dag voorspelt. De uitzendbranche – vooral via de industriële uren – ‘ziet’ economisch herstel gewoon heel vroeg. Bij beginnend, licht economisch herstel doen werkgevers nog geen beroep op de arbeidsmarkt: ze vragen hun huidige mensen overwerk te verrichten en verhogen al doende hun productiviteit (dit laatste is achteraf altijd prima waarneembaar in de CBS- en CPB-statistieken). Als het herstel lijkt door te zetten en sterker wordt, begint de flexschil snel te groeien. Nu wordt snel een beroep gedaan op uitzendkrachten (én op oproep- en invalkrachten). Zodra de economie significant aantrekt (met 2% of meer, jaar op jaar) én werkgevers ervaren of vrezen nog geen krappe arbeidsmarkt, groeit de uitzendsector. Ineens. En hard, mag je bovendien gerust stellen, tot vaak zelfs economische groei keer 7. (Dat groeipercentage hebben we ook – toevallig? – als groeiende samenleving nodig, alleen dán is er gemiddeld sprake van materiële vooruitgang.) Als de economische groei nóg wat langer duurt, begint de flex-mix te veranderen. Er worden nu vooral tijdelijke contracten met uitzicht op vast uitgereikt. Als dan uiteindelijk economische groei ‘the new normal’ lijkt te zijn, verandert de flex-mix nog meer van gedaante. Het aantal uitzendkrachten begint duidelijk minder te groeien of zelfs al weer af te nemen én het aantal contracten voor onbepaalde tijd gaat nu groeien. En als tenslotte de economische groei terugvalt of zelfs omslaat in krimp, wordt het aantal uitzendkrachten versneld afgebouwd. Pas een paar kwartalen later (!) worden de tijdelijke contracten met uitzicht op vast en de contracten ot afgebouwd. Het aantal uitzendkrachten daalt in deze fase inmiddels zeer sterk, het aantal vaste contracten ot daalt ook (maar minder) en per saldo stabiliseert het aantal tijdelijke contracten, of groeit zelfs nog lichtjes. De flexschil – sterk in beweging Sinds 1998 is de flexschil, gemeten in personen en inclusief ZZP’ers, maar liefst 50% gegroeid. De uitzend- en detacheringsmarkt is in diezelfde periode, gemeten in uren, ook gegroeid, maar met 15% wel minder. Inmiddels, anno 2013, is de totale flexschil toegenomen tot ruim 27% van alle werkenden, waar dat in 1998 nog 20% was. Uitzenden plus detacheren omvatten nu zo’n 3,6% van alle gewerkte uren; eind 1998 was dat 3,3%. De dynamiek van en binnen de flexschil is dus enorm en zeer divers. Het aantal ZZP’ers is met uitzondering van de erg lastige tweede helft van 2009 continu gegroeid. In veel kwartalen makkelijk 5%. Het totale aantal flexibele contracten groeit sterk tijdens het grootste deel van de hoogconjuctuur (tot ruim 20%!) en groeit licht of stabiliseert tijdens laagconjunctuur. De groei van het aandeel ZZP’ers en flexibele contracten (met name tijdelijk met uitzicht op vast) gaat ten koste van het aandeel vaste contracten, wat al sinds 1999 structureel kleiner wordt. Het aantal uitzend- en detacheringskrachten groeit tijdens het grootste deel van een hoogconjunctuur (met makkelijk 20%) en daalt de rest van de tijd, soms sterk (ook makkelijk 20%), soms matig. Krapte, meer en minder vast, en uitzenden Nog even over die krappe arbeidsmarkt. Vlak voor de eeuwwisseling kwam dat fenomeen na twee decennia afwezigheid weer terug in Nederland. De werkloosheid zakte toen weer door de 5%-grens. Dat zorgde er voor dat de uitzendmarkt, bij een sterk groeiende economie, ging krimpen! Verklaring: werkgevers gingen mensen zo snel en zo veel mogelijk aan zich binden. In 1999-2001 deden ze dit vooral door mensen een schitterend vast contract voor onbepaalde tijd te geven. In 2006-2008 reageerden ze vooral door veel mensen een tijdelijk contract met uitzicht op vast te geven. Twee keer krapte, twee keer verschillende reacties van werkgevers, twee keer ‘kraptekrimp’ voor de uitzendbranche binnen 10 jaar! Traag – maar snel De uitzendbranche reageert dus met enige vertraging, maar sterk op economische groei (en vroeg en sterk op economische stagnatie en krimp). Maar dankzij de ABU MarktMonitor zitten we wel bovenop het nieuws! De ABU MarktMonitor verschijnt frequent en snel. Hij laat zo’n drie weken na afloop van vierweekse perioden zien hoe de zaken er heel kort geleden voor stonden. Zo presenteert het CBS op 14 november a.s. haar eerste raming van de economische groei (of krimp…) in het nu lopende derde kwartaal. Maar als de ABU MarktMonitor in week 36 (d.i. begin september) zegt dat de groei van de Industriële uren in de periode van week 29 t/m 32 -3,4% was, dan weten wij dán al dat er nog geen sprake is van een serieus economisch herstel in het lopende (derde) kwartaal. (Zelfs nog niet van een licht herstel.) Als je die ontwikkeling dan ook nog eens afzet tegen de ontwikkeling in de voorliggende zeg zes vierweekse perioden, dan zie je wel een afnemende krimp van de Industriële uren. Mogelijk ontstaat er dus weer stabilisatie of zelfs lichte groei van onze economie in het vierde kwartaal van 2013 of in het eerste kwartaal van 2014! Deze verwachting sluit mooi aan bij de zuinige voldoende die de FlexVertrouwenIndex eind augustus de nabije toekomst gaf (een 6,2) en bij de ontwikkeling van de ook betrouwbare vroege vogels Inkoopmanagersindex PMI en Vacature-indicator industrie van het CBS. Meer merel dan ooit En dan komt ABN AMRO in de late zomer van 2013 met deze mededeling: “Uitzendmarkt geen graadmeter voor economisch herstel”. Allerlei media, tot NRC en Elsevier aan toe, namen dit bericht over. De redenering? De economie gaat weer herstellen in het tweede halfjaar van 2013 (?), maar de uitzendsector laat nog krimp zien, en dus is de status van graadmeter finito. De feiten passen niet bij de verwachtingen, dus hup: kill the messenger! Begrijpt en waardeert ABN AMRO de rol en plaats in de flex-mixcyclus van de uitzendsector en de ABU MarktMonitor en de relatie tot de economische cyclus soms onvoldoende? De ABU MarktMonitor, en dan in het bijzonder de Industriële uren, is al lang een goede, betrouwbare merel. Als er al iets veranderd is, dan is dat het gegeven dat flex in het algemeen en uitzenden en detacheren in het bijzonder belangrijker zijn dan ooit. Met het toegenomen belang van uitzenden en detacheren – en ondanks de relatief kleinere rol in de totale flexschil – zal de sterk cyclische uitzendsector via de ABU MarktMonitor nog steeds een geweldige merel blijken te zijn. Uitzendsector, may I have your votes? Daarom zeg ik: de ABU MarktMonitor zingt nog niet, de uitzendsector krimpt nog licht, dus ook al willen we het zó graag, er is nog steeds niet of nauwelijks sprake van economische stabilisatie in het derde kwartaal van 2013. En dan tot slot de hamvraag en het antwoord daarop, Little Britain parafraserend: “Is er al sprake van serieus economisch herstel? Uitzendsector says no!” flexbranche, onderzoek, trends Print Over de auteur Over Wim Davidse Drs Wim Davidse is toekomstverteller en strategisch prestatie-adviseur. Hij gelooft heilig in de vitale mix van energiek ondernemen en aanstekelijk werkgeverschap en de essentiĆ«le rol van flexibiliteit (zonder flexibiliteit geen zekerheid!). Wim is director Trends & Insights bij de uitgever ZiPmedia en daar onder meer hoofdredacteur van HRMonitor, Bekijk alle berichten van Wim Davidse
In een steeds flexibeler arbeidsmarkt klinkt het inderdaad vreemd als flex geen graadmeter meer zou zijn voor de economie. Ook in dit blog van Marc Drees worden de voorspellingen van ABN AMRO flink op de korrel genomen. http://recruitmentmatters.nl/2013/09/11/kan-abn-amro-alsjeblieft-haar-economen-ontslaan/ Anderzijds zijn er wel een aantal positieve geluiden over de economie de laatste tijd. De toekomst zal het leren.
@Mark, Mooi, hoe Marc Drees laat zien dat (ook) voor de banken geldt: voorspellen is moeilijk – zeker als het de toekomst betreft! A.s. dinsdag 1 oktober komt de volgende ABU MarktMonitor uit – spannend!
Ik zit al 24 jaar in de personeelsbemiddeling, eerst in de uitzendbranche, en sinds 2000 als executive searcher bij Jopportunity. Ik denk wel degelijk dat de personeelsbemiddelingsbranche fungeert als een soort merel. In de afgelopen kwart eeuw heb ik al best vaak gefloten – wat meestal terecht was- en ook nu durf ik te fluiten, maar nog niet uit volle borst. Ik voel een opleving als ik de pijplijn en omzet vergelijk met de afgelopen 20 maanden. Is dat een reden om de morgenzon aan te kondigen? Ja! En zodra ik harder ga fluiten zal ik het melden.
@Rutger, Wat een lyrische reactie – dit levert zĆ³ een paar punten extra consumenten- en producentenvertrouwen op! Specialisten en zelfs onderdelen van bureaus kunnen flink van de groeicijfers van de ABU MarktMonitor en het CBS afwijken, bijvoorbeeld als ze in een nichemarkt werken waar de (vernieuwende) wind hard in de rug blaast, of die minder heftig op de economie reageert. Tussen regioās bestaan trouwens ook nogal eens verschillen. En het kan natuurlijk Ć³Ć³k om allerlei redenen ā ambitie, gretig- en gedrevenheid, inzet, alertheid, creativiteit, bevlogenheid, wendbaarheid, kennis, kwaliteit, timing, experimenteerdurf, esprit de corps, ā¦ ā zijn dat je het āgewoonā veel beter doet dan de markt.