Boris Emmerig 11 oktober 2017 24 reacties Print Waarom het regeerakkoord wel/geen volledige helderheid biedt over vervanging Wet DBA.De Wet DBA wordt vervangen door een nieuwe regeling, zo staat in het regeerakkoord te lezen. Maar komt de zo vurig gewenste duidelijkheid er nu wel? Een eerste inventarisatie, in 8 vragen door fiscalist Boris Emmerig. Op 10 oktober werd het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III bekend. Daarin staat onder meer dat de Wet DBA vervangen wordt door een nieuwe regeling. In onderstaande graphics heb ik getracht het nieuwe speelveld weer te geven. Er wordt in het vervolg gekeken naar drie indicatoren om de aard van de arbeidsrelatie tussen een zzp’er en zijn opdrachtgever vast te stellen: de duur van de opdracht; het overeengekomen uurtarief, en; de aard van de opdracht (reguliere of niet-reguliere bedrijfsactiviteiten). Deze drie indicatoren, die sterk doen denken aan de aanbevelingen van de commissie-Boot, kunnen leiden tot drie uitkomsten: de zzp’er heeft een arbeidsovereenkomst; de zzp’er kan ervoor kiezen om buiten de sfeer van de loonheffingen en sociale verzekeringen te blijven (“opt out”); de opdrachtgever kan een opdrachtgeversverklaring verkrijgen door via een webmodule een aantal vragen te beantwoorden. Ad 1. Een zzp’er heeft altijd een arbeidsovereenkomst als: het overeengekomen uurtarief lager is dan 15 tot 18 euro per uur (dit bedrag moet nog exact worden bepaald), én; de opdracht reguliere bedrijfsactiviteiten betreft, óf; de opdracht niet-reguliere bedrijfsactiviteiten betreft én ten minste drie maanden duurt. Ad 2. Een zzp’er kan kiezen voor een opt out als: het overeengekomen uurtarief 75 euro of meer bedraagt, én; de opdracht niet-reguliere bedrijfsactiviteiten betreft, óf; de opdracht reguliere bedrijfsactiviteiten betreft, maar wel korter dan 12 maanden duurt. Voor alle overige gevallen kan het traject van de opdrachtgeversverklaring en de webmodule worden gevolgd. Is het nu allemaal helder? De indicatoren tarief en duur van de opdracht lijken helder, maar kunnen in de praktijk toch wel aanleiding geven tot problemen. Niet altijd is namelijk sprake van een uurtarief. Soms is sprake van een vast bedrag of is de honorering bijvoorbeeld afhankelijk van gemaakte vierkante meters, zoals bij tegelzetters en stukadoors. Ook de duur van de opdracht is niet vastomlijnd. Dit zou je bijvoorbeeld kunnen beïnvloeden door een zzp’er opdrachten te geven vanuit verbonden vennootschappen. Ik acht het waarschijnlijk dat hiervoor een anti-misbruikbepaling komt. Ik meen bovendien dat de duur van de opdracht op fulltime basis beoordeeld moet worden. Met andere woorden: een opdracht voor 2 dagen per week gedurende 24 maanden zou mijns inziens ook nog voldoen. Wat ik mij wel afvraag: hoe werkt het bij verlenging van een opdracht, waardoor je de grens van 12 maanden overschrijdt? Het lijkt het meest logisch dat de opt out dan vervalt. Als dat niet gewenst is, zou als alternatief de opdracht beëindigd en later afgemaakt kunnen worden. Maar hoeveel tijd moet er dan tussen beëindiging en opnieuw opstarten van de opdracht zitten? Of wordt dit toch gezien als één opdracht? Wat zijn niet-reguliere activiteiten? En dan is er nog het onderscheid tussen reguliere en niet-reguliere bedrijfsactiviteiten. Dat onderscheid behoeft verduidelijking. Uit het rapport van de Commissie-Boot blijkt dat een PR- en communicatie-adviseur inhuren voor een zakelijke dienstverlener als core business wordt gezien. Ook het retoucheren van foto’s voor een internetwinkel wordt als core business gezien. Van reguliere bedrijfsactiviteiten lijkt dus vrij snel sprake te zijn. Webinar met o.a Boris Emmerig en Hugo-Jan Ruts Is er ook een arbeidsovereenkomst? Los van deze uitvoeringsproblemen is met de aangekondigde regelgeving de onder- en bovenkant van de arbeidsmarkt ingekaderd. Belangrijke vraag is wel of het feit dat er geen inhoudingsplicht voor de loonbelasting is, betekent dat er dan ook geen arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is. Ik denk dat dit niet automatisch samenvalt. Ik verwacht dat een opdrachtgever nog altijd met arbeidsrechtelijke claims geconfronteerd kan worden, ook al is er geen inhoudingsplicht. Het zou goed zijn als die koppeling alsnog wordt gemaakt. Een tweede belangrijke vraag is wat de gevolgen van een opt out voor de heffing van inkomstenbelasting bij de zzp’er zijn. Heeft de opt out ook tot gevolg dat de het honorarium uit de opdracht bij hem als winst uit onderneming wordt belast? Of kan de Belastingdienst deze inkomsten alsnog kwalificeren als loon uit dienstbetrekking? Gelet op recent beleid, openbaar geworden met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur, lijkt het erop dat de Belastingdienst voor de heffing van inkomstenbelasting de handen vrij wil hebben. Wat kan de opdrachtgever die het niet eens is met de webmodule? Voor het overgrote deel van de situaties kunnen opdrachtgevers straks dus via een webmodule een opdrachtgeversverklaring krijgen. Dit lijkt op een herhaling van zetten. De Beschikking Geen Loonheffingen, de voorganger van de modelovereenkomsten, moest immers ook via een webmodule verkregen worden. Maar er zijn ook verschillen. Zo lijkt er nu geen betrokkenheid van de opdrachtnemer meer vereist. Waar is de gedeelde verantwoordelijkheid van opdrachtnemer en opdrachtgever van de Wet DBA gebleven? Ten tweede kon tegen de Beschikking Geen Loonheffing bezwaar en beroep worden ingesteld. Nu lijkt dat niet te kunnen, wat een verslechtering van de rechtsbescherming betekent. Wat kan een opdrachtgever nog doen als hij oprecht meent dat van een dienstbetrekking geen sprake is, terwijl hij wel de vragen van de webmodule naar eer en geweten heeft beantwoord en het oordeel van de module luidt dat er toch sprake is van een dienstbetrekking? Zoals de kaarten nu liggen, kan hij niets doen. Dat is een fundamentele weeffout in dit voorstel. De fiscale wetgeving biedt tal van mogelijkheden om een voor bezwaar vatbare beschikking te verkrijgen voor mindere zaken. En wat als de fiscus het er niet mee eens is? Vervolgens is de vraag wat er gebeurt als de Belastingdienst meent dat de vragen onjuist zijn beantwoord. Het antwoord ligt al min of meer verscholen in het woord “opdrachtgeversverklaring”; de naheffingsaanslag komt dan terecht bij de opdrachtgever. Ik zie niet in hoe een opdrachtnemer nadelige fiscale gevolgen kan ondervinden van een aanvraag van een verklaring waar hij part noch deel aan had. Ook hier dus weer de vraag waar de gedeelde verantwoordelijkheid is gebleven. Wat komt er in de webmodule? Veel staat of valt dus met de inhoud van de webmodule. Welke vragen worden gesteld? Welke antwoorden zijn mogelijk? Hoe is de beslisboom? De Raad van State zei over de voorgestelde webmodule bij de Beschikking Geen Loonheffingen het volgende: “De Afdeling merkt daarnaast op dat een goede uitvoering en toepassing van de BGL alsmede zekerheid vooraf, staat en valt met het adequaat functioneren van de webmodule. Zij betwijfelt echter of en zo ja in hoeverre voldoende zekerheid vooraf is te realiseren met de webmodule, aangezien niet duidelijk is of en in hoeverre de webmodule invulling zal geven aan de casuïstiek van het individuele geval.” Die twijfel van de Raad van State keert weer in volle omvang terug. Is de praktijk niet te divers om in een webmodule te vangen? De Tweede Kamer deelde de twijfel van de Raad van State ten volle, waarna de webmodule een stille dood stierf en “de polder” aan staatssecretaris Wiebes het alternatief van de modelovereenkomsten aanreikte, dat door hem dankbaar werd omarmd. De afloop is bekend. De webmodule lijkt dus op oude wijn in nieuwe zakken. Waarom nu weer kiezen voor een route die al eerder is bewandeld, gewikt en gewogen is en te licht is bevonden? Zo haal je de onzekerheid niet uit de markt. Het is overigens mijns inziens nog steeds mogelijk om een overeenkomst aan de Belastingdienst voor te leggen. De modelovereenkomsten waren immers niet in de Wet DBA geregeld en verdwijnen dus ook niet met het vervangen van de Wet DBA. Maar goed, hoe gaat de webmodule eruit zien? Wordt gekozen voor de holistische benadering zoals door de Hoge Raad is voorgeschreven en waarbij alle feiten en omstandigheden in hun onderlinge samenhang worden gewogen? Of wordt gekozen voor de binaire benadering van de Belastingdienst (arbeid + loon + gezag = dienstbetrekking)? Ik vrees het laatste, want een opdrachtgever heeft geen inzicht in alle relevante omstandigheden. In de holistische benadering wordt ook gekeken naar feiten en omstandigheden die fiscaal een rol spelen bij de vraag of iemand ondernemer is. Een opdrachtgever kan die niet allemaal kennen. In de binaire benadering van de Belastingdienst is vrij snel sprake van een dienstbetrekking. Geef je als opdrachtgever aanwijzingen over de uitvoering van de opdracht? Dan is volgens de fiscus al snel sprake van een dienstbetrekking, terwijl een opdrachtgever deze aanwijzingen volgens het Burgerlijk Wetboek gewoon mag geven. Kortom: het zou goed zijn als de webmodule onderdeel gaat uitmaken van het wetsvoorstel. Voor herstel van vertrouwen is volledige transparantie een vereiste. Kun je de webmodule ook anoniem invullen? Het regeerakkoord neemt bij de webmodule de Britse Employment Status Indicator als voorbeeld. Deze ESI invullen kan anoniem. Ik ben benieuwd of dat ook bij de Nederlandse webmodule het geval is. Het gebruik van de ESI gaat overigens gepaard met stevige waarschuwingen van de Britse Belastingdienst, de HMRC. Zo valt op de introductiepagina het volgende te lezen: “HMRC won’t stand by results achieved through contrived arrangements designed to get a particular outcome from the service. This would be treated as evidence of deliberate non-compliance with associated higher penalties.” Met andere woorden: men is niet gecharmeerd van mensen die de webmodule net zo lang invullen tot de gewenste uitkomst bereikt wordt. Als je de webmodule doorloopt, eindigt deze met een oordeel. Daarbij wordt het volgende voorbehoud gemaakt: “HMRC will stand by the result given unless a compliance check finds the information provided isn’t accurate. If the working practices of this engagement change you accept this result may no longer hold.” Een vergelijkbaar voorbehoud wordt, zo verwacht ik, ook onderdeel van de Nederlandse webmodule. Een aardig aspect van de ESI is dat deze niet alleen vóór de opdracht kan worden ingevuld, maar ook tijdens de opdracht. De vragen worden dan wel anders. Ook kan de ESI zowel vanuit het perspectief van de opdrachtgever als dat van de opdrachtnemer of een intermediair worden ingevuld. Ik heb het zelf niet kunnen vaststellen, maar soms schijnt de ESI ook niet een eenduidig oordeel te geven en wordt de invuller toch nog verzocht contact op te nemen met de Belastingdienst. Hoe werkt het uit in de praktijk? Een lakmoesproef om te kijken of de webmodule goed functioneert bestaat uit de invoer van concrete zaken en dan te controleren of de uitkomst spoort met het oordeel van de rechter. Ik ben benieuwd hoe het dan afloopt met de zaak waarin de vraag centraal stond of de bedrijfsleider van restaurant Plancius in Amsterdam wel of niet in dienstbetrekking werkte. Deze bedrijfsleider werkt bijna fulltime voor het restaurant en dient verantwoording af te leggen aan de eigenaren. Naar eigen zeggen werd hij zelfs door het camerasysteem van het restaurant nauwlettend in de gaten gehouden. Het Hof Amsterdam oordeelde echter dat hier géén sprake van een dienstbetrekking. Ik denk dat de Belastingdienst (en overigens niet alleen de Belastingdienst) deze arbeidsrelatie wél als een dienstbetrekking had aangemerkt. Zo zijn er nog vele andere voorbeelden uit de jurisprudentie te noemen. 100 procent zekerheid? Nog zeker niet Concluderend, de voorstellen in het regeerakkoord brengen nog lang niet overal de gewenste duidelijkheid. Waarschijnlijk is dit inherent aan een regeerakkoord en valt er pas meer over te zeggen nadat een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ligt. Tot die tijd bestaan er nog vele vragen. De onzekerheid die werd opgeroepen door de modelovereenkomsten, blijft bestaan met de webmodule. Je zou kunnen zeggen dat de verpakking is veranderd, maar het resultaat is onveranderd gebleven: een oordeel met voorbehoud van alle rechten. Maar aan de andere kant: hoe reëel is het om 100% zekerheid te verwachten? Dat bestaat nergens in het leven en dus ook niet in het belastingrecht. Er zijn overigens wel wegen om deze 100% zekerheid dichter te benaderen dan met de voorgestelde webmodule. opdrachtgeversverklaring Print Over de auteur Over Boris Emmerig Boris Emmerig werkt sinds 1990 als belastingadviseur en sinds 1996 als advocaat. Hij heeft ruim dertien jaar ervaring als raadsheer-plaatsvervanger bij de Belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam. Hij is als docent verbonden aan de Specialisatieopleiding Arbeidsrecht van het Leids Juridisch PAO, de beroepsopleiding van de Nederlandse Orde van Advocaten en LexLumen. Regelmatig verschijnen publicaties van zijn hand in de fiscale en juridische vakpers. Emmerig is een fiscalist pur sang. Zijn specialismen liggen op het terrein van de loonbelasting, vennootschapsbelasting en fiscale procedures. Hij is verbonden aan het kantoor Holla Advocaten. Bekijk alle berichten van Boris Emmerig
Beste Boris, Quote uit jouw tekst: Wat zijn niet-reguliere activiteiten? En dan is er nog het onderscheid tussen reguliere en niet-reguliere bedrijfsactiviteiten. Dat onderscheid behoeft verduidelijking. Uit het rapport van de Commissie-Boot blijkt dat een PR- en communicatie-adviseur inhuren voor een zakelijke dienstverlener als core business wordt gezien. Ook het retoucheren van foto’s voor een internetwinkel wordt als core business gezien. Van reguliere bedrijfsactiviteiten lijkt dus vrij snel sprake te zijn. Hierover zegt het regeerakkoord dit: “Daarbij wordt ten behoeve van de webmodule het onderdeel ‘gezagsverhouding’ verduidelijkt (bijvoorbeeld dat het enkel moeten bijwonen van een vergadering op zichzelf geen indicatie van gezag is). Tevens zal het kabinet de wet zo aanpassen dat gezagsverhouding voortaan meer getoetst wordt op basis van de materiële in plaats van formele omstandigheden.” Wat is nu het verschil tussen ‘materiele’ of ‘formele’ omstandigheden. Daar zit in mijn interpretatie – maar ik ben ook slechts N=1 – een verschil met de commissie Boot. Onder formele omstandigheden kun je scharen de aard van het werk. Bijvoorbeeld of de communicatie adviseur in jouw voorbeeld hetzelfde werk doet als de werknemers of dat hij bijvoorbeeld een specifiek en specialistisch communicatieproject doet met kop en staart. En in welke mate er sprake is van verantwoording afleggen. Gaat dat over je inspanningsverplichting of je resultaatverplichting. Het regeerakkoord noemt nu echter ook de materiele omstandigheden. Daarbij denk ik (nogmaals: mijn interpretatie) aan vragen als: werkt de persoon voor eigen rekening en risico, doet hij zijn eigen opleidingen (tegen eigen kosten) en heeft hij zich (tegen eigen kosten) verzekerd voor aansprakelijkheid en arbeidsongeschiktheid. Dus het lijkt er op dat er minder tot in detail gekeken gaat worden naar de exacte processen binnen het bedrijf (is ook veel te complex want in iedere sector is het weer anders) terwijl er meer gekeken zal worden naar zaken als voor eigen rekening en risico. Misschien zit ik er naast, schiet maar 🙂
Beste Justin, Het enkele bijwonen van een vergadering was volgens de jurisprudentie altijd al geen of hooguit zwakke indicatie van gezag. Ik vond het regeerakkoord niet opzienbarend op dit punt. Het verschil tussen formeel en materieel gezag zie je bijvoorbeeld bij een chirurg in dienst van een ziekenhuis. Formeel gezag is zeker aanwezig. Zo bepaalt het ziekenhuis de inroostering en kan de chirurg niet zelf beslissen wanneer hij met vakantie gaat. Materieel gezag is nauwelijks aanwezig: alleen de chirurg bepaalt hoe hij opereert. Formeel gezag heeft dus weinig te maken met de aard van het werk, juist niet zou ik haast zeggen. De zaken die jij schaart bij materieel gezag raken meer aan het fiscasl ondernemerschap. Voor wat betreft het antwoord op de vraag of de zzp’er reguliere bedrijfsactiviteiten verricht, zul je juist wel moeten kijken naar de bedrijfsactiviteiten en moeten beoordelen hoe ver af of hoe dichtbij de activiteiten van de zzp’er daar vanaf staan. Om bij het voorbeeld van het ziekenhuis te bkijven, de chirurg zal reguliere bedrijfsactiviteiten uitoefenen. Een elektro-monteur die de belichting in de operatiekamer installeert, doet dat niet.
Maar de elektromonteur werkt voor de afdeling Onderhoud met als reguliere bedrijfsactiviteit het installeren van belichting op operatiekamers en gelet op de kwaliteitseisen onder strikt materieel gezag. Hoe groter de organisatie, hoe vager m.i. de scheidslijn tussen reguliere- en niet-reguliere bedrijfsactiviteiten.
Ik ging er in mijn voorbeeld van uit dat de elektromonteur een zzp’er is. Zijn reguliere bedrijfsactiviteiten bestaan uit het installeren van belichtingssystemen, maar dat zijn niet de reguliere bedrijfsactiviteiten van het ziekenhuis. Dat is de vergelijking die je moet maken. Hoe groter de organisatie, hoe vager de scheidslijn? Dat verschilt per organisatie. Je hebt grote organisaties met maar een paar reguliere activiteiten en kleine organisaties met veel verschillende reguliere activiteiten. Ik denk niet dat je dat zo in zijn algemeenheid kan zeggen. Je kunt dat het beste per organisatie bekijken.
“Van reguliere bedrijfsactiviteiten lijkt dus vrij snel sprake te zijn.” Zo kun je beargumenteren dat het plegen van onderhoud aan kapitaalgoederen (zoals in een OK), ook onderdeel is van de reguliere bedrijfsactiviteiten (niet te verwarren met het primaire bedrijfsproces). Hugo-Jan beschreef reguliere bedrijfsactiviteiten onlangs in het BNR-programma Ask Me Anything als “werk dat ook door anderen in loondienst wordt gedaan”. Misschien geeft dat wat meer houvast. Maar hoe zit het dan met die ZZP-er die naast zijn collega’s in vaste dienst werkt aan een IT-project voor een Bank? Is IT ook niet een reguliere bedrijfsactiviteit van menig informatieverwerkende organisatie? Waarom is het voor een ZZP-er in de bovenkant van de arbeidsmarkt zo belangrijk of hij/ zij al dan niet concurreert met de collega’s in vaste dienst? Zijn/ haar concurrenten afkomstig van de grotere consultancybedrijven hebben dit nadeel niet. M.a.w. welke pijn wordt er geleden deze regel van de niet-reguliere bedrijfsactiviteiten zou worden geschrapt?
Beste Richard, Ik denk niet dat onderhoudswerkzaamheden van apparaten in een ziekenhuis zo snel onderdeel van de reguliere bedrijfsactiviteiten van een ziekenhuis deel uit zullen maken. Denk bijvoorbeeld aan de als eerste gepubliceerde modelovereenkomst van coördinerend stralingsdeskundige die de röntgenapparatuur moet controleren. Een ZZP’er die voor een bank werkt aan een IT-project, oefent m.i. vrij snel werkzaamheden uit die onderdeel uitmaken van de reguliere bedrijfsactiviteiten. IT is immers cruciaal en wijdverspreid bij een bank en een bank biedt ook steeds meer digitale produkten aan. Maar een automatisme is het niet, de werkzaamheden kunnen zo specialistisch zijn die je niet meer kunt zeggen dat ze onderdeel uitmaken van de reguliere bedrijfsactiviteiten. Het is een vraag die soms lastig met ja/nee te beantwoorden zal zijn. Werkzaam zijn in de reguliere bedrijfsactiviteiten en de mate van inbedding in de organisatie zijn factoren die een rol spelen in de arbeidsrechtelijke jurisprudentie. Daarom worden ze nu, in navolging van de Commissie-Boot, in het regeerakkoord naar voren geschoven als criteria die het verschil maken.
Mmm, ik gok (en hoop) dat dit in de kamer nog veel discussie zal geven. Vriendelijk dank voor je verhelderende antwoord.
Dank voor deze heldere uiteenzetting. Aangezien er meer naar de materiële kant gekeken gaat worden, zou de chirurg dus ook als zelfstandige gezien kunnen worden, omdat zaken als inroostering en dergelijke minder zwaar gaan tellen dan zijn expertise.
Ik denk dat een chirurg in loondienst niet de hoop moet koesteren dat hij met de nieuwe regels als zelfstandige gaat worden gezien. Zeker, formeel gezag telt minder zwaar (we moeten zien hoe dat precies geformuleerd gaat worden), maar er blijven in de holistische benadering ruim voldoende indicatoren voor een dienstbetrekking over, bijvoorbeeld doorbetaling bij ziekte, onderdeel van een beoordelingssysteem, alle secundaire arbeidsvoorwaarden van het ziekenhuis, geen vervanging, geen kenmerken van ondernemerschap etc.
Met deze verhelderende blik op de toekomst en nu we de WetDBA voorzichtig ten grave gaan dragen, wil ik graag mijn diepe en oprechte deelneming betuigen aan al diegenen die de afgelopen anderhalf jaar zo ontstellend veel moeite hebben gedaan voor de totstandkoming van de modelovereenkomsten. Mensen bij de Belastingdienst, HR-medewerkers, arbeidsjuristen, trainers, coaches, intermediairs, ZZP-ers, politici. Het is echt verschrikkelijk.
Grappig dat iedereen het heeft over het intrekkenvan de wet DBA. Het was geen wet en kan dus ook niet ingetrokken worden. Het regelde alleen de afschaffing van de VAR en dat blijft ook zo. De VAR komt niet meer terug. Zelfs de modelovereenkomsten blijven bestaan (zoals opgemerkt in deze overigens heldere bijdrage) en waarschijnlijk ook nog geldig. De criteria duur, tarief en reguliere werkzaamheden komen in niet een enkele overeenkonst voor, maar zullen hooguit de reikwijdte van bestaande overeenkomsten beperken (zonder dat de overeekomst aangepast moet worden). Om door te gaan op de chirurg (maar had ook een leraar kunnen zijn). Invalwerk korter dan een jaar ok, maar langer loondienst. Op zich een duidelijk criterium. Ik heb trouwens de UK module ingevuld. Antwoord was overigens dat ze geen uitspraak konden doen. Het leek trouwens veel op de VAR aanvraag. De juiste antwoorden geven en je bent klaar. Alleen ligt nu de verantwoordelijkheid (en risico) bij de opdrachtgever.
Een wet is ook niet tastbaar, maar ik denk dat velen deze hebben gevoeld. Een VAR voor opdrachtgevers om aan te vragen. Fijn, we gaan er echt op vooruit. De kwaliteits-VAR, of VARK.
Ik heb ook de Britse webmodule ingevuld. Ik vond daar toch heel veel elementen in zitten die ook in Nederland een belangrijke rol spelen, zoals vervanging, gezag, inbedding in de organisatie, vormgeving financiële afspraken etc. Wat ik niet terugzag was het tarief en duur van de opdracht. Ik verwacht niet dat de Nederlandse wegmodule enorm zal afwijken van de ESI.
Klopt, de Wet DBA wordt niet ingetrokken. De wet DBA schrapte in essentie alleen maar de artikelen in de Wet op de inkomstenbelasting en de Wet op de loonbelasting die over de VAR gingen. Een betere naam zou eigenlijk zijn geweest Wet afschaffing VAR. Een chirurg die invalwerk doet, kan zich laten inspireren door de “Modelovereenkomst waarneming ziekenhuis voor medisch specialisten” en zo buiten dienstbetrekking werken. Deze modelovereenkomst behoudt natuurlijk zijn waarde, ook onder de nu voorgestelde regels.
Dank voor de mooie uiteenzetting, Boris. Zie ik in je visuals dat jij – bij tarief >75 euro, reguliere bedrijfsactiviteiten, >12 maanden van mening bent dat de Opdrachtgeversverklaring een optie is (is ORANJE, net als het middenvlak)? Waar leidt je dat aan af? – zo ook voor laag tarief, niet-reguliere bedrijfsactiviteiten, < 3 maanden (ook ORANJE).
Beste Marco, ik lees dat in het regeerakkoord op bladzijde 25 en dan de derde en tweede bullet van onderen. Het dan bij beide bullets om het woordje “of”. Ik begreep overigens van Hugo-Jan dat Steven van Weyenberg aan hem heeft bevestigd dat het voor de opting out-variant inderdaad zo werkt. Dan zal het voor de onderkant van de arbeidsmarkt niet anders zijn. Mooie term trouwens, visuals!
Dank Boris voor een heldere uitleg en terechte vraagtekens. Ik denk dat essentieel hier de route is die het nieuwe Kabinet voor zich ziet: – eerst verhelderen en moderniseren van bepalingen wat nu een dienstbetrekking (verduidelijken en verruimen noemt Van Weyenberg dat in zijn interview met ZiPconomy) – dat vastleggen in aangepaste wet – daarna implementatie webmodule. Dat gaat dus wel even duren. Voor wat evident geen ondernemerschap (onder tarief) of juist wel (opt out) wordt dan snellere route gekozen. Lastig, beetje onoverzichtelijk, maar (denk ik zelf) onvermijdelijk in de wetenschap dat een regeling als Wet DBA niet past op de markt van zelfstandige professionals die ingehuurd worden.
Ha Hugo-Jan, Het verhelderen en moderniseren van het begrip dienstbetrekking zou ik gang zetten via het indienenvan een wetsvoorstel daartoe, voorafgegaan door een internetconsultatie over een concept-wetsvoorstel. Dat is een beproefd recept voor fiscale wetgeving. Er liggen genoeg rapporten (IBO, Boot en de ambtelijke werkgroep) en de visies van marktoartijen zijn genoegzaam bekend. Dan komt het nu aan oo het formuleren van een wetsvoorstel. Ik denk dat daarbij een belangrijke voorvraag is of de aanoassingen ook gaan gelden voor het arbeidsrecht of niet. Ik pleit ervoor om het parallel te laten blijven lopen; anders wordt het nodeloos ingewikkeld. Ik lees overigens vaak dat de arbeidswetgeving uit 1907 stamt en verouderd is. Het klopt dat de wettelijke beoaling uit 1907 stamt, maar dat betekent nog niet dat het arbeidsrecht is verouderd. Er is sindsdien zo ontzettend veel jurisprudentie verschenen waardoor het arbeidsrecht up to date is gebleven. De elementen die Steven van Weyenberg noemt, spelen ook al in het huidige arbeidsrecht een rol. Ze tellen allemaal mee in de holistische visie. Ik denk dan ook niet dat we van verduidelijking en verruiming geen enorme verwachtingen moeten hebben. Dit soort zaken gaat vaak in stapjes. Dat er een stromimg is die wellicht moeite heeft met het geldende recht, bijvoorbeeld de Belastingdienst, wil nog niet zeggen dat dat recht verouderd is. Ik heb daar ooj nog geen comcrete aanwijzingen voor gezien.
Beste Boris, Ten eerste dank vd heldere uiteenzetting! Voor wbt je laatste punt: vanuit juridisch punt het je natuurlijk gelijk dat de wetgeving steeds up-to-date is gebleven door nieuwe jurisprudentie. Maar ben je het er niet mee eens dat de normatieve kern van de wet (behoudens de draai van de HR naar een meer holistische, maar daardoor ook moeilijker uitvoerbare interpretatie) al die tijd min of meer overeind is gebleven? Namelijk arbeid is altijd in loondienst, tenzij… (evident is dat dit niet zo is). Volgens mij is dat waar een deel van de zzp’ers en een deel van de werkgevers/opdrachtgevers tegen te hoop lopen en de reden voor veel spraakverwarring. Die zouden graag een een omkering van dat principe zien voor een (groot) deel van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat voor zo’n veel ruimere interpretatie in de verste verte nog geen politieke meerderheid is (om verschillende moverende redenen). En beleidsmatig ook geen aanleiding voor gezien de verhouding mensen met dienstverband vs. zzp’ers (waarbij de eerste dan opeens geraakt zouden worden, dat geeft pas echt onrust…dat zijn er 10,5 miljoen…dat wil geen ambtenaar zn minister aandoen). Bovendien zou NL daarmee nog meer een fremdkürper worden in EU/OESO verband dan het al is. Iets meer zelfs nog misschien als VK straks uit de EU statistiek verdwijnt en de Commissie steeds actiever wordt op arbeidsmarkt gebied (gezien de politieke duiding van de populistische bewegingen in Europa en we hebben daar deze week al de eerste resultaten van gezien). Ergo alle pijlen wijzen de andere kant op m.i. Kortom, mijn politieke/beleidsanalyse is: na de quickfix boven en onderkant, volgt langzaam uitsterfbeleid voor alle twijfelgevallen onder €75 (met minimale politieke en media aandacht omdat de effecten relatief beperkt zijn door de tijdsduur). En dan kom je uiteindelijk in 2030 ongeveer op niveau 2004 uit (gecorrigeerd voor bevolkingsgroei) dus zo’n 700.000 zzp’ers. Waarmee het onvoorziene effect van het juridisch gezien vaak foutief (maar daarmee nog wel heel goed te begrijpen) invullen door zzp’ers van de VAR-WUO aanvraag weer is hersteld. Mvg, Rutger
Hallo Boris, Wordt je bij een opt-out altijd gezien als een zelfstandige (maakt niet uit hoe lang duur opdracht of dat je 1 opdrachtgever hebt?). Ik werk zelf in IT en werk voornamelijk voor grote bedrijven en grote overheidinstanties. Deze hebben massaal zzp’ers de rug toegekeerd met de wet DBA. In nieuwe situatie als je je uurtarief boven de 75 euro kunt houden en voor opt-out kiest kun je in principe klussen van meerdere jaren aannemen toch? Of gelden nog steeds criteria van meerdere opdrachtgever per jaar etc voor de opdrachtnemer. Ben nu nog zelf in loondienst, maar geeft wel stof tot nadenken.
Beste Sander, Als de in het Regeerakkoord aangekondigde optie van opting out gelijk is aan beleidsvariant H van de het Rapport varianten kwalificatie arbeidsrelaties, dan betekent opting out dat werkenden de mogelijkheid hebben schriftelijk overeen te komen dat de werkzaamheden niet onder de loonheffingen en de verzekeringsplicht van de werknemersverzekeringen vallen. Dat zou betekenen dat opting out voor de inkomstenbelasting geen betekenis heeft en dat brengt weer met zich mee dat het fiscaal ondernemerschap nog geen uitgemaakte zaak is. Opting out komt volgens het rapport aan de orde als er onzekerheid is over de aard van de arbeidsrelatie. Als partijen zeker weten dat zij geen arbeidsovereenkomst hebben gesloten, is er geen reden om voor opting out te kiezen. Opting out is bij een uurtarief van 75 euro of meer mogelijk als de opdracht maximaal een jaar duurt. In een situatie van meerdere jaren een opdracht bij dezelfde opdrachtgever is opting out alleen nog mogelijk wanneer de opdracht niet-reguliere bedrijfsactiviteiten betreft. Deze laatste beperking was bewust niet opgenomen in het Rapport varianten kwalificatie arbeidsrelaties omdat het geen eenduidige indicator is. Het Regeerakkoord trekt wat deze indicator betreft de teugels dus strakker aan dat het Rapport.
nieuws - De toekomst van de zzp’er ligt in het verleden. Maak einde aan gekunsteld onderscheid werknemer en...