Jeroen Brouwer 27 september 2021 3 reacties Print Rechters drukken stempel op platformwerkDe recente gerechtelijke uitspraken over de platformen Uber en Helpling, geven een extra impuls aan de discussie over platformarbeid. Zijn deze uitspraken positief voor uitzendondernemingen? Daarover schreef Jeroen Brouwer van ABU een column.In korte tijd waren er twee belangrijke gerechtelijke uitspraken over platformwerk. Op 13 september oordeelde de rechtbank Amsterdam dat chauffeurs die via Uber werken, moeten worden aangemerkt als werknemers. En deze week oordeelde het gerechtshof Amsterdam dat mensen die via de schoonmaakapp Helpling werken uitzendkrachten zijn. Twee mooie overwinningen voor FNV, die de procedures voerde. En goed nieuws voor de uitzendbranche? Uitspraak over Uber De chauffeurs en Uber spraken schriftelijk af dat er sprake is van zelfstandig ondernemerschap van de chauffeurs. Maar die vlieger gaat niet op volgens de rechtbank. Bepalend is niet het papier, maar de praktijk: ‘wezen gaat voor schijn’. Feitelijk is sprake van een arbeidsovereenkomst, omdat aan de drie kenmerken daarvan is voldaan: loon, arbeid en gezag. Meest interessant is de overweging van de rechtbank dat Uber ‘modern werkgeversgezag’ uitoefent, omdat Ubers algoritme financiële prikkels bevat en een ‘instruerende werking’ heeft. Uitspraak over Helpling In de Helpling-zaak oordeelde het hof dat tussen de schoonmakers en Helpling een uitzendovereenkomst bestaat. In eerste aanleg had de kantonrechter nog geoordeeld dat Helpling ‘slechts’ bemiddelde bij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmakers en de particulieren. Maar het gerechtshof ziet dus een grotere rol voor Helpling: het bedrijf zou de schoonmakers ter beschikking stellen aan particulieren, om onder leiding en toezicht van die particulieren het werk te verrichten. Betekenis voor uitzendondernemingen Deze twee uitspraken geven een extra impuls aan de discussie over platformarbeid. Ze passen in een trend van jurisprudentie en wetgevingsinitiatieven en -adviezen waarbij ‘zzp’ers’ onder de bescherming van het arbeidsrecht worden gebracht. Met name de Uber-zaak zet het zzp-model aan de basis van de arbeidsmarkt verder onder druk. En de Helplink-casus bevestigt dat platforms niet zomaar wegkomen met de stelling dat ze alleen maar als een soort prikbord fungeren. Al met al een steun(tje) in de rug voor uitzendondernemingen die – met of zonder platform – de verantwoordelijkheid voor het werkgeverschap nemen en de CAO voor Uitzendkrachten toepassen. Wie de uitzendformule toepast, heeft immers van de recente jurisprudentie niets te vrezen. ABU, jurisprudentie, Platformen, Uber Print Over de auteur Over Jeroen Brouwer Jeroen is beleidsmedewerker Juridische Zaken bij de ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen) Bekijk alle berichten van Jeroen Brouwer
De recente uitspraken zijn mijn inziens meer een oproep aan de politiek om met geschiktere wetgeving te komen, zeker nu kabinetsbesluiten over ZZP keer op keer vooruitgeschoven worden. Ik mis steeds vaker de nuance tussen uitzendwerk en payroll. Zeker nu veel payrollers zich (verkapte) uitzenders noemen door middel van een ‘checkbox’. Waarmee de suggestie ‘wezen gaat voor schijn’ wordt gewekt dat er sprake is van allocatie en van non-exclusiviteit. Door uitzenden als werkvorm te kiezen in plaats van payroll of loondienst kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor de rechtspositie van werkenden. Hierdoor is de uitzendformule in veel gevallen, maar zeker niet altijd geschikt. En zouden de omstandigheden leidend moeten zijn voor bovenstaand advies. Samenvattend en vereenvoudigd; – is er feitelijk sprake van allocatie door een werkgever die de persoon niet exclusief aanbied, dan is er sprake van uitzenden. – is er sprake van loon, ‘modern’ gezag en persoonlijke aard, dan is er sprake van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst, of wanneer uitbesteed ‘payroll’. – is er cumulatief geen sprake van loon, ‘modern’ gezag en persoonlijke aard, dan is werken met een zelfstandige via de overeenkomst van opdracht een uitstekende werkvorm.
“aan de basis van de arbeidsmarkt” ALDUS Jeroen. Hij bedoelt natuurlijk, “aan de onderkant van de arbeidsmarkt”.
@hans, ik kan me wel iets voorstellen bij de mening van mensen het – uit respect voor de werkenden – beter is om termen als ‘onderkant’ en ‘bovenkant’ te vermijden.
nieuws - Advies AG aan Hoge Raad: betekenis ondernemerscriteria bij beoordeling arbeidsrelatie ‘beperkt’