Martijn Arets 11 oktober 2021 0 reacties Print Relevante insights over wie platformwerkers nu precies zijn en wat zij willenAfgelopen week publiceerden zes Nederlandse klusplatformen een door Motivaction uitgevoerd onderzoek dat inzicht moet geven in de houding van platformwerkers ten aanzien van het onlangs gepresenteerde SER-akkoord. Wat zegt dit rapport? En wat niet? Om daarachter te komen dook ik dit weekend in de onderzoeksrapportage. Het probleem bij dit soort rapportages is veelal dat deze met de nodige argwaan worden ontvangen. De afzender heeft immers een belang te verdedigen, waardoor er altijd wel iets te zeggen valt over de keuze voor vraagstelling en de conclusies die worden getrokken. Die argwaan is in veel gevallen misplaatst: het is immers aan de ontvanger om de aangeboden informatie juist te interpreteren en verder te kijken dan de hoofdpunten uit het persbericht. En wanneer je als ontvanger zelf wat dieper in de cijfers duikt, kom je vaak heel interessante zaken tegen. Zo ontdekte ik in 2019 dat de cijfers in het FNV-onderzoek ‘Riders verdienen beter’ aantoonden dat maaltijdbezorgers via platformen meer verdienen dan voorheen marktconform was voor deze sector. Niet bepaald iets dat je in het persbericht hebt kunnen lezen. Ook op dit onderzoek (dat je hier integraal kunt vinden) vanuit de platformen valt wat aan te merken, maar wanneer je dieper in de rapportage duikt kom je een aantal heel interessante zaken tegen. Want eigenlijk weten we heel erg weinig over wie die platformwerkers nu precies zijn en wat zij willen. En dit onderzoek, dat is gebaseerd op een enquête die door 1.271 platformwerkers is ingevuld, geeft een aantal relevante insights. Laten we bij het begin beginnen. Lees ook de column van Ronald Dekker met zijn factcheck over hetzelfde onderzoek: Was will das Weib? Waarom de conclusie dat platformwerkers geen vast contract willen onzin is. Niet gehoord in het SER-akkoord? In het persbericht dat dit rapport aankondigt valt te lezen dat de platformwerkers die de enquête hebben ingevuld het gevoel hebben niet te zijn betrokken, niet te zijn geïnformeerd en niet te zijn gesteund in het opmaken van het SER-akkoord. Dit past wel in de observatie dat wat de werkende wil niet zo heel relevant is in het debat. Ook niet voor de rechter overigens: de wet is immers de wet. En als daar iets aan moet worden veranderd, dan is dat een taak aan degenen die het beleid maken. Maar voelen platformwerkers zich echt niet gehoord? Wat mij bij het lezen van het rapport opviel is dat 64 procent van de respondenten aangeeft niets over het SER-advies te hebben gehoord. De overige 36 procent heeft hier dus wél van gehoord. Ik heb geen idee hoe dit in andere sectoren is, maar volgens mij is dat best een aardig percentage. En hoewel 84 procent van de respondenten aangeeft niet te zijn geraadpleegd voor advies, is 8 procent geraadpleegd via een werkgeversorganisatie en 8 procent via een vakbond (!!!). Dit laatste percentage verbaasde mij, zeker wanneer je weet dat platformwerkers gemiddeld jong zijn en de participatie van jonge werkenden binnen vakbonden dramatisch laag is. Je zou dus ook kunnen zeggen dat platformwerkers bovengemiddeld zijn vertegenwoordigd door, of op zijn minst informatie ontvangen van, vakbonden. Flexibiliteit Uit het onderzoek komt ook naar voren dat flexibiliteit erg belangrijk is voor platformwerkers. Het kunnen werken wanneer en waar je wilt (68%), het kunnen combineren met andere activiteiten (48%) en het nergens aan vast zitten (33%) zijn de grootste voordelen volgens de respondenten. Geen inkomen bij vakantie of ziekte (42%), geen zekerheid dat er genoeg werk is (42%) en minder financiële zekerheid (39%) worden als grootste nadelen aangegeven. De voordelen laten zien dat platformwerkers de flexibiliteit die het werken via een platform biedt kunnen waarderen en zich ook bewust zijn van de nadelen. Dit is op zich niet verrassend, maar wel prettig om dit op deze manier bevestigd te zien. Wat opvalt in het onderzoek is dat er weinig wordt gesproken over de juridische status van de werkende. Een niet verrassende keuze. Inhoudelijk omdat de juridische status en de dynamieken van het werken via een platform twee verschillende dingen zijn, behalve bij ‘on demand’ klussen. En ‘public-affairs-technisch’ begrijpelijk omdat dit een gevoelig onderwerp is met alle rechtszaken die spelen. Toch is een link met de juridische status sporadisch in vragen terug te vinden. Zo wordt gevraagd of de respondent liever een arbeidscontract ‘bij een opdrachtgever met doorbetaling bij ziekte en een werkeloosheidsuitkering’ wil (25%) of wil ‘werken als zzp’er met bijbehorende flexibiliteit en belastingvoordeel’ (75%). Deze vraag is natuurlijk wat, op zijn zachtst gezegd, ‘opmerkelijk’ gesteld. Dit omdat flexibiliteit en zekerheid in vele gevallen goed te combineren zijn en ik niemand ken (op een paar rooie rakkers na) die géén belastingvoordeel willen hebben. Het is begrijpelijk dat een platform ondernemer een vraag zo zou willen opnemen in een rapport, maar vooral opmerkelijk dat een professioneel onderzoeksbureau zich hiervoor laat lenen. Los daarvan: een vraag als deze doet afbreuk aan een onderzoek en rapport zonder ook daadwerkelijk iets bij te dragen. Onnodig dus. Ook de vraag ‘ik werk liever als zelfstandige via een platform dan met een contract via een uitzendbureau’ is suggestief, aangezien er in de to-business markt ook platformen zijn die werken met een uitzendconstructie. Wat ook opvalt is dat bij de vraag ‘welke van de volgende uitspraken geeft het beste jouw mening weer over werken via een platform’ moet worden gekozen tussen flexibiliteit versus loondienst. Wat resulteert in de kop ‘merendeel werkers geeft voorkeur aan platformwerk boven loondienst’. Hiermee wekken de onderzoekers naar mijn mening de schijn dat er een keuze is tussen óf flexibiliteit, óf zekerheid. Dit terwijl het in deze vraag meer gaat om flexibiliteit of stabiliteit. Wie is de platformwerker? Tot nu toe heeft het rapport, wanneer je een aantal suggestieve vragen links laat liggen, een aantal interessante inzichten verschaft. Vooral het deel ‘wensen en behoeften van platformwerkers’ geeft een aantal mooie inzichten. Het rapport wordt nog interessanter wanneer je doorbladert naar de bijlagen. Hier vind je over twee pagina’s verspreid meer informatie over de achtergrond van de respondenten. Per platform zie je de opbouw van de platformwerkers op leeftijd, geslacht, opleiding, thuissituatie, uren platformwerk en verdiensten. Deze tabellen geven een mooi inkijkje in wie de platformwerkers nu precies zijn. Waarbij het ook opvalt dat platformen die voor de buitenwereld een vergelijkbaar product aanbieden (Temper vs YoungOnes), onder de ‘motorkap’ enorm verschillen in populatie. Zo werken via YoungOnes veel meer heel jonge mensen dan via Temper. Dit inkijkje is vooral uniek, omdat het velen (o.a. SER/SEO en TNO) nog niet is gelukt om echt inzicht te krijgen in deze populatie. De twee pagina’s geven veel informatie, maar roepen vanzelfsprekend ook weer veel nieuwe vragen op. Nu ik weet dat er zoveel variabelen beschikbaar zijn, komen er ontelbaar meer nieuwe vragen bij. Kijken respondenten die aangegeven hebben dat de inkomsten die via het platform worden verdiend anders tegen de voor- en nadelen dan zij die het als bijverdienste doen? Het zou ontzettend interessant zijn om dieper in de data te duiken. En hoewel de uitkomsten dan misschien niet altijd meer even representatief zijn (de meeste respondenten werken via Temper en YoungOnes, de minste via Roamler en Helpling), kunnen ook deze berekeningen weer relevante inzichten bieden. Het zou mooi zijn wanneer de dataset ook met wetenschappers zou worden gedeeld om te kijken wat er nog meer uit de data valt te halen. Wat dat betreft zijn de resultaten van dit onderzoek pas een eerste basis uitdraai. Conclusie In een tijd dat er veel óver werkenden in plaats van mét werkenden wordt gesproken en onderzoekers veelal geen toegang hebben tot platformwerkers biedt dit rapport enkele interessante inzichten in de vraag wie de platformwerker is, wat de motivaties zijn en wat als grootste voor- en nadelen wordt ervaren. De link met het SER-advies vind ik persoonlijk wat ver gezocht, maar als een SER-advies het excuus moet zijn om een dergelijk onderzoek uit te laten voeren, dan is dat natuurlijk helemaal prima. Wat ik vooral hoop is dat dit onderzoek er eentje van velen is, waarbij het mooi zou zijn wanneer instituties als SER/SEO/TNO/etc. en platformen gaan samenwerken om structureel meer inzichten te krijgen in de vraagstukken vanuit de beleving van de platformwerker. Dit zal ons helpen de kansen en bedreigingen beter te begrijpen. Hiermee kunnen vervolgens de beleidsmakers worden gevoed, zodat zij (ja, hoop doet leven) dit mee kunnen nemen in de te maken keuzes over de toekomst van de arbeidsmarkt. Want als er iemand is die zou moeten luisteren naar wat de werker wil (om vervolgens de afweging te maken tussen individueel en collectief belang), dan zijn dat onze volksvertegenwoordigers. Laten we hopen dat zij binnenkort met een frisse blik met dit urgente vraagstuk aan de slag gaan. arbeidsvoorwaarden, Motivaction onderzoek, platformwerkers, SER-akkoord, zipfactcheck Print Over de auteur Over Martijn Arets Martijn Arets is internationaal platform expert en verkent sinds 2012 de opkomst van de platformeconomie en de impact op de samenleving. Bekijk alle berichten van Martijn Arets
podcast - Colombiaans platform Hogarú maakt zich hard voor formeel, stabiel en motiverend schoonmaakwerk