"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Minister Van Gennip vraagt zich af hoeveel schijnzelfstandigen er zijn. Een poging tot een antwoord.

“Hoeveel schijnzelfstandigen zijn er eigenlijk?” Dat vroeg minister Karien van Gennip bij haar aantreden, naar aanleiding van een nota van haar ambtenaren. Naar hun antwoord kunnen we alleen maar gissen. Daarom doet Hugo-Jan Ruts zelf maar een poging.

In februari stelden ambtenaren van het Minister van Sociale en Werkgelegenheid een nota op voor de dan nog kersverse minister Karien van Gennip (CDA). Onderwerp: startinzet en planning kwalificatie zzp en handhaving.

Een nota met een hoge informatiedichtheid, zo schrijft de minister in de kantlijn. Het stuk, met de opmerkingen van de minister erbij, werd eerder openbaar gemaakt.

Onder het kopje ‘analyse en context kwalificatie problematiek’ schrijven de ambtenaren: “inmiddels zijn er relatief veel werkenden op de Nederlandse arbeidsmarkt waarvoor geldt dat zij als schijnzelfstandigen werken.”

De minister vroeg zich bij die paragraaf af ‘hoeveel’ schijnzelfstandigen er eigenlijk zijn? Gezien het feit dat de aanpak schijnzelfstandigheid het politieke debat over zzp’ers al jaren domineert, is dat natuurlijk best een heel interessante vraag.

nota ambtenaren SZW met aantekening van minister Van Gennip

Helaas weten we niet welk antwoord de minister van haar ambtenaren heeft gekregen. We vinden daar ook niets over terug in brieven van de Minister aan de Tweede Kamer die vlak voor de zomer verstuurd zijn. Over die brieven praat de minister woensdag 5 oktober met de Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Gezien het ontbreken van een officieel antwoord doe ik zelf maar een poging.

Uitsplitsing groep zelfstandigen

Wat een antwoord lastig maakt, is dat we natuurlijk niet heel scherp hebben gedefinieerd wanneer de werkrelatie tussen een werkverschaffer en een werkende nu wel of niet gezien kan en mag worden als ‘werken buiten dienstbetrekking’. De regels daaromtrent liggen niet wettelijk vast en moeten opgemaakt worden uit niet altijd even eenduidige jurisprudentie. Een richtlijn van de Belastingdienst hierover (zie hier) geeft niet meer dan een richting van een antwoord.

Maar goed, het gaat dus in ieder geval om de groep werkenden die als zelfstandige werkt, zonder personeel. Dat is 13% van de beroepsbevolking. Vervolgens moeten we kijken naar de groep daarbinnen die ‘eigen arbeid’ levert, in plaats van producten verkoopt. Dat is ongeveer driekwart van alle zzp’ers. Dan houden we dus 10% van de beroepsbevolking over.

Ze moeten vervolgens ‘eigen arbeid’ leveren ze aan organisaties, niet aan particulieren. Zo houden we iets minder dan de helft (48%) van alle zzp’ers over, 6,3% van de beroepsbevolking.

Ondernemer of werknemer?

De groep zzp’ers die zakelijke diensten levert, kan je weer uitsplitsen in twee groepen.

Een deel levert korte diensten: opdrachten van een paar uur, een paar dagen, of wat meer en dan verdeeld over het jaar. Ze hebben dus ook een grote groep verschillende opdrachtgevers en werken in de regel vanaf een eigen werkplek. Een deel doet langere opdrachten, werkt vaak wel bij de opdrachtgever op kantoor en heeft per jaar dus maar 1 tot 3 opdrachtgevers. Die groep noemen we ook wel zelfstandig interim-professionals.

Als je korte opdrachten doet en (dus) veel opdrachtgevers hebt, ben je dan per definitie geen schijnzelfstandige? Nu, daar lopen de meningen nog wel over uiteen. Puristen onder de arbeidsrechtdeskundigen zeggen dat je ook als werknemer gezien kan of moet worden wanneer je als zelfstandige maar één dag bij iemand werkt en daar er dan nadrukkelijk ‘gezag’ wordt uitgeoefend.

Opinie Advocaat-Generaal Hoge Raad

Maar in de praktijk zullen rechters vaak ook de totale context meenemen. Dus of iemand meerdere opdrachtgevers heeft en zich ook als ondernemer presenteert, weegt zwaar in de beoordeling.

Overigens zijn dat nu net elementen die in de huidige versie van de webmodule ontbreken. Daarbij sluit de uitkomst van de webmodule (‘mag ik iemand inhuren als zelfstandige?’) niet per se aan bij de uitkomsten van een andere webmodule van de Belastingdienst (‘ben ik een zelfstandige?’).

Interessant in deze context is het advies van de Advocaat-Generaal (AG) in aanloop van een uitspraak van de Hoge Raad over Deliveroo. Daarin heeft de AG een opmerkelijke opinie over een wat verwarrende situatie: kan je momenteel, onder dezelfde omstandigheden, tegelijk werknemer en ondernemer zijn? Dat kan niet, vindt de AG. Als je werknemer bent, kan je niet ook ondernemer zijn. En andersom: wie voldoet aan de criteria van ondernemer, kan –  in dezelfde situatie – niet ook als werknemer gezien worden.

Kortom: heel zuiver is het niet, maar we kunnen er wel van uitgaan dat wie veel opdrachtgevers heeft en korte opdrachten doet, in de regel geen schijnzelfstandige is. Let wel: het argument van bijvoorbeeld Uber dat de opdrachtgevers de particulieren zijn die de chauffeur via de app inhuren, is steeds door rechters van tafel geveegd. Ze vinden Uber zelf de opdrachtgever.

Interim-professionals aparte groep

We houden dus de groep ‘interim-professionals’ over. Zelfstandigen die ingehuurd worden voor wat langer lopende opdrachten, vaak zo goed als fulltime en dus een beperkt aantal opdrachtgevers per jaar hebben.

Het gaat hierbij om naar schatting 240.000 zzp’ers, 1-op-de-5 van alle zzp’ers, 2,7% van de beroepsbevolking. Denk aan de interim-managers verantwoordelijk voor grote veranderopdrachten, IT’ers verbonden aan een specifiek project. Marketingprofessionals die ingehuurd worden om een grote campagne te voeren. Maar ook de zwangerschapsvervangingen (veel onder HR), zzp-bouwvakkers die ingezet worden bij grote projecten en verpleegkundigen die gaten in roosters opvullen.

Deels worden ze ingehuurd vanwege echt hun specifieke, unieke expertise, deels vanwege ‘piek of ziek’ of gewoon voor het tijdelijk invullen van openstaande vacatures.

Het is van de vier groepen zzp’ers de kleinste groep. Het is – zo blijkt uit een ZiPconomy-analyse van CBS/TNO onderzoeken onder zelfstandigen – wel de snelst groeiende groep zelfstandigen (zie hier).

Schijnzelfstandig volgens de webmodule

Soms is het daarmee ook gelijk duidelijk dat iemand geen schijnzelfstandige is. Maar soms zullen hier de twijfels beginnen. Kan zo’n opdracht nu wel of niet ‘buiten dienstbetrekking’ gedaan worden?

Om daar uitsluitsel over te geven is dus de webmodule bedacht. In de pilotfase vulde een flink aantal opdrachtgevers hun opdrachten in. De helft van hen kreeg het oordeel ‘kan niet buiten dienstbetrekking.’

Het is wat ongenuanceerd (maar we hebben niet beter): dan zou je dus kunnen stellen dat dat geldt voor de hele groep van zzp’ers die langere opdrachten doet. Dan kom je op 120.000 zzp’ers, 10% van de zzp’ers, 1,3% van de beroepsbevolking.

Nu valt er best nog het nodige af te dingen op deze redenering. Werkenden die af en toe als zzp’er werken (via bijvoorbeeld een platform) zitten niet in het totaal van 1,1 mio zzp’ers. De webmodule bekijkt – zoals gezegd – momenteel niet of iemand al langdurig onderneemt, en daarmee is hij wellicht ook te streng (Minister Koolmees wilde graag een ‘ventiel’ in de webmodule zodat evidente situatie van zelfstandigheid toch een positief oordeel kreeg. Een verzoek dat door ambtenaren niet werd opgepikt, zie hier).

Dus het is misschien beter om te zeggen dat dat getal van 120.000 in deze situatie de bovengrens is.

Kwetsbare zelfstandigen

Daarbij nog opgemerkt dat het gros van die 120.000 overigens zelf van oordeel zullen zijn dat ze helemaal geen werknemer (willen) zijn. Immers, als je het hebt over de groep ‘kwetsbare zelfstandigen’, dus met een laag ‘verdienvermogen’ en/of een kleine onderhandelingsmacht over hun tarief: die zitten nu juist vooral in de andere groepen zzp’ers. Zij verkopen vaak producten of diensten aan particulieren. Dat zijn groepen die niets hebben aan een strengere handhaving op schijnzelfstandigheid. En ook niet aan de ondergrens van 35 euro per uur bij inhuur, zoals het Kabinet – op advies van de SER – wil.

Minister Van Gennip praat 20 oktober met de Tweede Kamer over haar visie omtrent de aanpak van schijnzelfstandigheid. Eind van het jaar komt ze dan met concrete plannen. Dat wordt het ook tijd dat de politiek kleur gaat bekennen. Wat is nu het urgente probleem binnen de zzp-markt? Welke regels gaan die oplossen? Welke ruimte heeft een werkende om zelf een gewenste contractvorm te kiezen?

Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts

6 reacties op dit bericht

  1. Mooie cijfers en een mooi inzicht. En goa. ook gekoppeld is aan de ‘kwetsbare zelfstandigen’. Is ook inzichtelijk bij de groep van zzp eigen arbeid hoeveel van de ‘kwestbare zelfstandigen’ er in de groep ‘weinig opdrachtgevers (240.000)’ zitten?
    Dan pas wordt het probleem écht inzichtelijk en kun je wellicht ook beter inschatten hoeveel bestuurlijke drukte er nog gemaakt gaat worden voor dit deel van de arbeidsmarkt. We zijn immers al eventjes bezig..

  2. Remco, dank voor je reactie. cijfers van TNO (de zelfstandigen arbeid enquete) geeft behoorlijk gedetailleerd informatie, bijv ook op niveau tarief in combinatie met aantal opdrachtgevers. Dat is echter geen openbare data, dus ik weet dat niet.
    SEO heeft een aantal jaar geleden onderzoek gedaan ikv het minimumtarief waar Min Koolmees aan dacht. Maar daar schort m.i. wel wat aan.
    Van wat ik in cijfers zie, is dat lager inkomens vooral bij zzp-productverkoop zit (denk ook aan kleine winkeltje,. marktkooplui etc) en lage tarieven bij zzp die diensten leveren aan particulieren.
    Lang verhaal kort: beleidsmakers weten het niet echt. En dat is -inderdaad- best merkwaardig.
    Dat voedt dan ook welk de ideeën dat het beleidsmakers niet direct gaan om bescherming kwetsbare maar vooral het verhogen van inkomens aan belastingen en sociale premies.

  3. Mooi artikel dat ‘afpelt” naar de relatief kleine groep die als schijnzelfstandige werkt. Lijkt inderdaad niet de groep waarvoor de vakbeweging zich sterk zegt te maken. Ik vraag mij wel af in hoeverre bij het schrijven van het artikel het fenomeen ”free lancer” of in IB termen ”resultaatverdiener uit overige inkomsten” is verwerkt. Kortom de zelfstandig werkenden die door de Belastingdienst niet als ”ondernemer” worden beschouwd, maar die vaak wel (soms jarenlang) voor een of twee opdrachtgevers werkt, niet zelden full time.

    • Dank voor je reactie. ik zou de termen freelancer (of los) niet te snel gelijkschakelen met de fiscale term ‘resultaatverdiener uit overige inkomsten’. Freelancer is voor een flink groep een alternatieve naam voor zzp of IB-ondernemer.
      Wat zich hier wreekt is dat de Belastingdienst andere termen gebruikt dat bijv CBS of TNO, waar de meeste van de bovenstaande cijfers (openbare bronnen) vandaan komen. De Belastingdienst kent de term zzp niet. Wel IB-ondernemers (eenmanszaak), maar dat kan dan ook een ondernemer met personeel zijn. DGA’s van een eenmans BV zijn dan weer geen IB-ondernemers, maar wel zzp’er.
      Terug na je vraag: zitten er ‘resultaatverdiener uit overige inkomsten’ in deze cijfers? Dat is overigens een beperkte groep en vaak met beperkt inkomen (uit zzp-schap). Ik ik ga er vanuit dat ze beperkt in deze groep zitten. Het CBS maakt een werkt met de term “zzp-hoofdinkomen” (of te wel: maakt het inkomen als zzp het hoofdbestanddeel uit van het inkomen) en die groep wordt hier boven uitgewerkt. Maar zullen daar zullen dan toch ook wel mensen met een marginaal inkomen (maar dan wel via het zzp-schap) tussen zitten die dat inkomen in de aangifte verwerken als ‘resultaatverdiener overige inkomsten.’ Eenvoudiger kan ik het niet maken…

  4. Mooie poging, maar het aantal schijn zzp’ers is veel hoger. Enkele signalen: 1/4 v/d zzp’ers heeft een uurtarief onder €21 (SEO 2018,). NL kent bijna 200.000 kwetsbare zzp’ers (Arbeidsinspectie 2019), Uit de webmodule rolt in 45% v/d gevallen ‘dienstbetrekking’ (Rekenkamer 2022)

  5. Dank voor jullie bijdrage aan deze discussie, waarvan ik wat mij betreft belangrijk is om die ook de voeren op basis van de juiste feiten en cijfers. Ik moet jullie helaas toch wijzen op een aantal zaken waarbij jullie de cijfers uit de genoemde onderzoeken (die voor een deel overigens ook in mijn artikel staan) op een onjuiste manier interpreteren:
    a/ Minister Van Gennip stelt deze vraag ikv de Wet DBA-discussie. Schijnzelfstandigheid dus in de arbeidsrechtelijke zin van het woord. Dat is iets anders dan ‘kwetsbaar’, die term wordt meestal gebruikt in de zin van kwetsbare onderhandelingspositie in combinatie met een laag inkomen. Dat is toch wel net wat anders dan schijnzelfstandigheid. Bijv zzp’ers die kwetsbaar zijn vanwege een laag verdienmogen zie je juist vaker in zzp-ers die producten verkopen of voor particulieren werken. Die vallen nu net niet onder deze discussie (omdat geen sprake is van een wel/niet dienstbetrekking). Een IT-er jarenlang 40 uur per week en jarenlang bij een opdrachtgever werkt tegen een tarief van 100 euro per uur zal door velen gezien worden als een schijnzelfstandige, maar financieel niet kwetsbaar. De alleenstaande moeder die huishoudelijk werk doet bij een aantal particulieren zit qua inkomen in de kwetsbare hoek, maar is per definitie geen schijnzelfstandige omdat er geen sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst.
    b/ Het onderzoek van SEO 2018 is gedaan onder een specifieke groep zzp’ers, namelijk voor zzp’ers die diensten verkopen aan zakelijke opdrachtgevers. Zzp’ers die producten verkopen of voor particulieren werken (samen ongeveer de helft van alle zzp’ers) vallen buiten dat onderzoek, dus de conclusie dat het om een kwart van alle zzp’ers gaat is onjuist. Daarbij (en dat zeggen de onderzoekers in een voetnoot in dat rapport) valt er wel wat af te dingen aan dat onderzoek, vanwege mogelijk onduidelijke vraagstellen.
    Ook hier geldt overigens (zie vorige punt): een laag tarief betekent niet per se schijnzelfstandigheid
    c/ De webmodule: dat percentage van 45% geldt alleen voor casuisitiek waarvoor werkgevers/oprachtgever de webmodule tijdens de pilot hebben gebruikt. Namelijk: om te weten of een opdracht wel of niet buiten dienstbetrekking gedaan kan worden. Wederom: daar is bij zzp- ers die producten verkopen of voor particulieren werken is daar dus nooit sprake van. Voor die zzp’ers is de webmodule niet van toepassen en dus ook niet gebruikt. Ook voor een deel van het b-to-t zzp werk zal niemand zich afvragen of het wel of niet schijnzelfstandigheid is. Dus die 45% kan je alleen maar (en dan heb ik gedaan) toepassen om een specifieke groep zzp’ers en zeker niet op alle zzp’ers zoals jullie schrijven.