"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Toekomst van een Europese richtlijn voor platformwerk onzeker

De Europese richtlijn voor platformwerk is inmiddels een van de meest omstreden wetgevingsdossiers in Brussel. Er is een akkoord over een aangepaste platformrichtlijn in het Europees Parlement, maar de onderhandelingen tussen de lidstaten zijn vastgelopen.

In de Europese Raad heerst verdeeldheid over de ontwerprichtlijn voor platformwerk. Een jaar geleden kwam de Europese Commissie met een voorstel om de werkomstandigheden van platformwerkers te verbeteren. In het oorspronkelijke voorstel stond dat platformwerkers in de EU dezelfde rechten en plichten moeten krijgen als werknemers. Ook moeten platformen inzicht geven in de manier waarop het algoritme taken verdeelt, beoordelingen geeft en beloningen toekent.

Inmiddels is het voorstel meermaals aangepast. Binnen de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken in het Europees Parlement (EMPL) is een deal bereikt, maar in de Raad – waarin de regeringen van de lidstaten overleggen en besluiten nemen – zijn de onderhandelingen tussen de lidstaten vastgelopen. Het is onduidelijk of de verschillende partijen een compromis kunnen vinden, schrijft Europees nieuwsmedium Politico.

Verdeling tussen links en rechts

Volgens Politico willen vakbonden en links georiënteerde politici dat platformwerkers dezelfde rechten krijgen als werknemers in loondienst. De platformondernemers en rechts georiënteerde politici vinden het voorstel juist een te grote belemmering van ondernemerschap.

Het voorstel van de Commissie van december vorig jaar ging uit van ‘modern gezag via een app’. Als een werknemer aan twee van deze vijf criteria voldoet, ontstaat er een rechtsvermoeden van werknemerschap. Als een platform het hier niet mee eens is, moet het bedrijf bewijs leveren van het tegendeel. Een platform is volgens de originele richtlijn werkgever als de arbeidsrelatie voldoet aan twee of meer van de volgende criteria:

  • Het platform bepaalt de beloning van de werkende
  • Het platform stelt eisen aan het uiterlijk van de werkende (hij moet bijvoorbeeld een uniform dragen)
  • Het platform monitort de prestaties van de werkende via digitale middelen
  • Het platform bepaalt de werktijden
  • Het platform beperkt de mogelijkheden van de werkende om voor anderen te werken.

Dit zou betekenen dat naar schatting 4,1 miljoen platformwerkers geen zzp’ers zijn, maar werknemers met recht op zaken zoals minimumloon. Lees meer over het oorspronkelijke voorstel.

Aanpassing Europees Parlement

Vervolgens ging het voorstel naar het Europees Parlement, waar de linkse fractie het overnam. Die paste het voorstel aan en stak de vijf criteria op een andere manier in: werkenden die hun zzp-status aanvechten zijn per definitie in loondienst, tenzij het platform aan de hand van de criteria het tegendeel kan bewijzen.

De aangepaste platformrichtlijn werkt zo: als een platformwerker vindt dat het platform hem ten onrechte als freelancer laat werken, kan hij dat aanvechten. Zodra hij zijn werkstatus aanvecht, wordt de werkende volgens de wet geacht in dienst te zijn. Hij hoeft zijn status niet zelf aan te vechten, ook vakbonden en nationale overheden mogen dat doen. Is het platformbedrijf het er niet mee eens? Dan moet het platform bewijzen dat de werknemer niet in dienst is. Dat kan aan de hand van de lijst met criteria.

Rechtse politici en ondernemers waren hier fel op tegen, omdat zij vreesden dat platformwerkers automatisch als werknemers zouden worden beschouwd. Het voorstel is twee keer afgewezen, maar uiteindelijk is het maandag toch aangenomen door de EMPL. Nu deze commissie akkoord is, zal waarschijnlijk ook het Europees Parlement instemmen.

Europese Raad voegt uitzonderingen toe

Maar een deal in het Parlement is niet genoeg. Ondertussen onderhandelt ook de Europese Raad over de tekst. De meer rechts georiënteerde Tsjechische voorzitter paste de richtlijn ook aan, maar op een andere manier. Hij voegde juist een hoop uitzonderingen toe aan de criteria. Daardoor worden veel minder platformwerkers als werknemers gezien.

De voorzitter heeft inmiddels drie vergeefse pogingen gedaan om overeenstemming te bereiken met de andere lidstaten. Vooral België, Griekenland, Luxemburg, Malta, Portugal, Spanje en Nederland liggen dwars. Deze lidstaten vinden dat huidige voorstel niet ambitieus genoeg is en willen liever terug naar de oorspronkelijke tekst. “We mogen een ontwerprichtlijn die volgens ons heel evenwichtig is, niet al te zeer afzwakken. Deze richtlijn moet inhoud hebben”, aldus commissaris voor werkgelegenheid Nicolas Schmit (Luxemburg).

Van Gennip: ‘Nog geen goede afspraken’

Namens Nederland was minister Karien van Gennip (Sociale Zaken) aanwezig in Brussel. Op LinkedIn schrijft zij: “Platformwerkers verkeren vaak in een kwetsbare positie, ook doordat ze vaak onterecht worden aangemerkt als zelfstandige. Het is belangrijk dat we hun positie verbeteren en tegelijkertijd platformbedrijven de ruimte geven voor technologische innovatie. Dat vraagt duidelijke en bovenal effectieve regelgeving.”

Volgens Van Gennip hebben zij en haar EU-collega’s tijdens de Raad voortuitgang geboekt, maar ‘nog geen afspraken gemaakt die een goede basis bieden voor de onderhandelingen met het Europees Parlement’.

Bekijk het LinkedIn bericht van Van Gennip hier.

Tot nu toe had Tsjechië de leiding over de Europese Raad, maar vanaf 1 januari is Zweden voorzitter. Volgens Politico maakt dat de kans op een deal nog kleiner, want Zweden is vanaf het begin überhaupt tegen een Europese richtlijn voor platformwerkers.

Gevolgen voor Nederland?

Wanneer en hoe het Parlement een akkoord bereikt, is dus nog onduidelijk. Ook de exacte invulling van de richtlijn blijft onzeker. Als de richtlijn wordt aangenomen, moeten de lidstaten die binnen twee jaar omzetten in hun eigen wetgeving.

Ondertussen werkt het Nederlandse kabinet aan nieuwe regelgeving voor inhuur van zelfstandigen. Minister Van Gennip wil een rechtsvermoeden invoeren van werknemerschap als een werkende minder verdient dan een bepaald uurtarief. Als een werkgever een zzp’er minder betaalt, heeft de werkende dus in principe een dienstverband. Tenzij de werkgever kan bewijzen dat het om een echte zzp-opdracht gaat. Zij suggereerde daarbij een sectorale aanpak voor platformwerkers op basis van de nieuwe Europese richtlijn.