"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Zonder politieke keuzes levert webmodule als vervanger Wet DBA niets op

Welke kant gaat het uit met de webmodule? Een oordeel daarover is pas te geven als er een definitief voorstel is. Maar nu is het moment dat de politiek stelling neemt in de discussie over inhuur van zelfstandigen. Laten de politici dat na, dan wordt de webmodule niets anders dan een geautomatiseerde versie van het huidige doolhof van regels rondom inhuur. En daar schiet niemand wat mee op.

Na het geweld van het pensioenakkoord, de onrust over de AOV voor zzp’ers en de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) was de vervanging van de Wet DBA wat uit de actualiteit verdwenen. Maar daar komt nu verandering in. Minister Koolmees heeft de Kamer geïnformeerd over zijn plannen. Die praat daar woensdag met hem over.

De aankondiging van het minimumtarief (zie hier) eist veel aandacht op. Daarnaast is gisteren (zie hier) aangekondigd dat het handhaafmoratorium van de Wet DBA verlengd wordt en de opt-out voorwaarden strenger worden (zelfstandigenverklaring alleen bij een maximale opdrachtduur van 1 jaar met een tarief van 75,-).

De bewindslieden hebben ook aangekondigd dat de introductie van de webmodule vertraagd is. Berichten over de inhoud en opzet volgen pas na de zomer. De discussie over inhoud, nut en noodzaak blijven daardoor wellicht nu uit. Niet terecht, met name de webmodule kan wel eens een forse impact hebben voor grote groepen zelfstandigen en hun opdrachtgevers.

Juist de ontwerpfase van de webmodule is een belangrijk moment voor de politiek om haar rol te pakken en sturing te geven aan de discussie over welke vormen van ‘inhuur van zelfstandigen’ nu wel en niet gewenst zijn. Een discussie die node gemist wordt. Met als gevaar dat niet de politiek, maar ambtenaren keuzes gaan maken die zeer bepalend zijn voor de toekomst van honderdduizenden zzp’ers.

Waar staan we nu?

De routekaart voor de vervanging van de Wet DBA is als volgt:

  1. Vrij geruisloos zijn per 1 januari 2019 al ‘indicaties gezagsrelaties’ van kracht geworden, via een update van het handboek loonheffingen (zie hier). Dit zijn geen nieuwe regels, maar een interpretatie van de huidige jurisprudentie door de Belastingdienst.
  2. In de loop van 2020 moet de webmodule live gaan (naar Brits voorbeeld, zie hier), een online vragenlijst waarmee opdrachtgevers van zzp’ers een opdrachtgeversverklaring kunnen krijgen. Die verklaring zou zekerheid vooraf moeten geven dat die opdracht ook daadwerkelijk door een zelfstandige uitgevoerd kan worden.
  3. Daarna volgt met ingang van 2021 (naar alle waarschijnlijkheid) nog de wetgeving over een minimumtarief en een opt-out mogelijkheid voor zelfstandigen die ingehuurd worden voor een tarief van boven de 75,- per uur (opt-out verklaring voor maximaal 1 jaar).

Webmodule

De webmodule wordt momenteel ontwikkeld. Daarbij hebben de betrokken ministeries opdrachtgevers die zzp’ers inhuren gevraagd om concept-vragenlijsten in te vullen. Deze antwoorden en feedback worden gebruikt om een definitieve vragenlijst te maken (lees hier voor meer details hierover).

De huidige conceptversie van de webmodule is niet openbaar (maar opdrachtgevers kunnen die wel opvragen). Voor een volledige analyse van de module is het dus nog te vroeg. Daarbij is het ook niet bekend wat de wegingsfactoren zullen zijn. Hoe zwaar weegt een ‘ja’ op de ene vraag ten opzichte van een ‘nee’ op een andere vraag? Los van de onduidelijkheid rondom deze wegingsfactoren, maakt de conceptversie van de webmodule wel duidelijk welke richting de betrokken beleidsmedewerkers op willen gaan. En die richting is even voor de hand liggend als verontrustend.

Nieuwe kaders zonder politieke keuzes

Zoals te verwachten was, wordt voor de webmodule vooral geput uit de criteria uit het handboek loonheffingen, ofwel: de indicaties of er een gezagsrelatie is.

Over deze lange lijst criteria is al eerder kritiek geuit. Van een deel is onduidelijk waar ze nu ineens vandaan komen en of ze wel gegrond zijn. Neem bijvoorbeeld het criterium dat het geven van leiding een indicatie is dat er een gezagsrelaties is tussen de interim-manager en zijn/haar opdrachtgever.

Verstrekkender is de uitspraak van de Belastingdienst dat “als de werkzaamheden die de werkende verricht een wezenlijk onderdeel vormen van de bedrijfsvoering van de opdrachtgever” dit een indicatie is voor gezag. Met daarbij een hele brede definitie wat nu ‘wezenlijk is’ (ja, ook IT bij een Bank). Fiscalist en Wet DBA-expert Boris Emmerig stelt zich alvast de vraag wat de juridische grondslag van deze beleidsregel is.

Zo sluipen er mogelijk meer criteria de webmodule binnen die heel bepalend zullen zijn voor de vraag of zzp’ers nog ingehuurd kunnen worden. Neem bijvoorbeeld ook het criterium over de lengte van de opdracht en de vraag of vergelijkbare werkzaamheden ook door werknemers worden uitgevoerd.

Dat er verschillende meningen over deze criteria zijn, is prima. Zo heeft de linkse oppositie samen met Forum voor Democratie al aangegeven het inzetten van zzp’ers voor reguliere werkzaamheden helemaal onmogelijk te maken. Daar kun je het eens of oneens mee zijn. Op dit moment spelen er twee zaken die van fundamentelere aard zijn:

  1. Deze regels maken of breken bepaalde type opdrachten. Dat mag op zich, maar dat moet dan wel een gevolg zijn van een politieke uitspraak en niet bepaald worden door een uitvoeringsinstantie als de Belastingdienst. Wat hier dus nodig is, is een debat over de vraag wat nu als gewenste en wat als ongewenste vormen van zzp-arbeid gezien worden. Dat debat is nog nooit expliciet gevoerd.
  2. Criteria in het handboek loonheffingen geven wellicht enige verduidelijking over hoe de Belastingdienst tegen het arbeidsrecht aankijkt. Daarbij wordt wel uitgegaan van bestaande (en volgens velen verouderde) wetgeving en jurisprudentie. Op geen enkele manier wordt invulling gegeven aan de brede wens om meer uit te gaan van de praktijk anno 2019. Wat is bijvoorbeeld het nut, de noodzaak en de haalbaarheid van de gedachte om nog een verschil te maken tussen ‘instructie’ en ‘aanwijzing’?

Ik moet hierbij terugdenken aan een uitspraak die Lodewijk Asscher, de voorganger van Koolmees, deed in het Kamerdebat over de Wet DBA op 8 december 2016. Asscher wilde dat de “praktijk weer gaat aansluiten op de juridische werkelijkheid”. Ja, zo hoorde ik op dat moment velen denken, of we moeten de juridische kaders wat meer laten aansluiten op de werkelijkheid van de praktijk. En vooral voor dat deel van de praktijk waar zowel opdrachtgevers als zelfstandigen in volle tevredenheid met elkaar werken. De kwetsbare groepen worden straks immers al beschermd via een minimumtarief.

Het gaat me hier niet eens zozeer over welke kaders nu de juiste zijn. Het gaat er, nogmaals, om dat die kaders gevormd moeten worden op basis van een debat en politieke uitspraken.

Ook in dit kader weer verwijzen naar de commissie Borstlap is misplaatst. Juist op dit terrein is het tussenrapport uiterst terughoudend. Het is nog maar zeer de vraag of de commissie op dit onderdeel met een baanbrekend advies komt.

Handhaafbaar?

Een voorlopig laatste punt van zorg is de handhaafbaarheid van de webmodule. Naast de uitvoerbaarheid (ook een heikel punt, als het zo blijft dat vragen nauwelijks door een leek in te vullen zijn) en lagere administratieve lasten (gaan fors omhoog als bijvoorbeeld niet expliciet gemaakt wordt dat de webmodule niet nodig is voor kortere opdrachten) is handhaafbaarheid een van de drie eigen criteria waarop de bewindslieden hun nieuwe beleid toetsen.

Het arbeidsrecht is niet zwart/wit, de huidige criteria die gebruikt worden zijn dat dus ook niet. Dat leidt tot interpretaties (is iets nu wel of niet een ‘wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering’). Interpretaties leiden tot onzekerheid (de Belastingdienst kan achteraf tot een ander oordeel komen, weg zekerheid vooraf) en maken handhaving lastig. Maar interpretaties leiden ook tot ongewenste verschillen tussen bemiddelingsbureaus. Bureaus die contractueel veelal tussen opdrachtgevers en de zelfstandigen in zitten. Interpretatieruimte schept mogelijkheid voor bureaus die de geest en de letter van de regels niet zo nauw nemen. Dat zou je als wetgever niet moeten willen.

Oude kaders in modern jasje

Een finaal oordeel over de webmodule is pas te geven als er een definitief voorstel is. Maar de zorgen zijn duidelijk. Een webmodule lijkt een modern en klantgericht antwoord op onduidelijkheden rond de vraag wanneer nu wel of niet een zzp’er ingehuurd wordt. Maar zonder politieke keuzes en heldere kaders, dreigt de webmodule niets anders te worden dan het automatiseren van het doolhof dat de regels omtrent inhuur momenteel zijn. En op die manier schieten we niets op ten opzichte van de Wet DBA.

Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts

5 reacties op dit bericht

  1. En wat gebeurt er nu bij een tarief boven 75 euro, maar een opdrachtduur langer dan een jaar? Hier wordt tot nu toe helemaal niets over gezegd.

  2. Ik heb de webmodule uitgetest en één van de uitkomsten was dat als een opdrachtgever gebruik maakt van een tussenpartij, deze de webmodule niet hoeft in te vullen. Kortom, de tussenpartij wordt degene die de opdrachtgeversverklaring moet aanvragen en niet de eigenlijke opdrachtgever. Daarmee zullen opdrachtgevers steeds meer met tussenpartijen gaan werken en wordt de positie van de zelfstandig ondernemer verder ondermijnd. Naast de maximale 1 jaarstermijn wordt daarmee een grote groep ondernemers geraakt en rest de vraag of het ondernemerschap nog wel bestaansrecht heeft… Terug naar dienstverband is voor velen, in ieder geval voor mij en mijn dienstverlening, geen optie!