Arthur Lubbers 20 oktober 2020 5 reacties Print SER: vrees voor platformeconomie onterecht. Rapport laat aantal vragen nog onbeantwoord.De omvang van de platformeconomie is veel kleiner dan gedacht, er is grote diversiteit in platformen en ‘dé platformwerker’ bestaat niet.Dat valt te concluderen uit het SER-rapport ‘Hoe werkt de platformeconomie?’ dat maandag is gepubliceerd. De Tweede Kamer heeft de SER in 2018 gevraagd onderzoek te doen naar de platformeconomie. Aanleiding daarvoor was een alarmerend ING-rapport destijds waarin werd voorspeld dat in de nabije toekomst een miljoen zzp’ers hun geld zouden moeten verdienen via platformen. Den Haag vreesde dat door de snel opkomende platformisering de arbeidsmarkt overstelpt zou raken door slecht betaalde zzp’ers, met grote sociaal-economische gevolgen. Maar daarvan is volgens dit SER-rapport vooralsnog geen sprake. “De waanzinnige spanning die de platformeconomie op de arbeidsmarkt zou geven, zien we nog niet”, zegt SER-voorzitter Mariëtte Hamer in het FD van maandag jl. Omvang platformwerk klein Enkele cijfers uit het rapport ter relativering van de omvang van platformwerk in Nederland. Volgens het rapport zouden er afgelopen jaar tussen de 25.000 en 34.000 ‘locatiegebonden’ platformwerkers zijn (0,3 tot 0,4% beroepsbevolking). Daarnaast telt ons land circa 60.000 online platformwerkers (0,6% beroepsbevolking). De meeste platformwerkers hebben ook andere inkomstenbronnen. Twee derde van de platformwerkers combineren hun werk via het platform met ander betaald werk. Voor een kwart is platformwerk het hoofdinkomen en voor 10 procent is platformwerk het enige inkomen. Maar de meeste platformwerkers geven dus aan dat ze naast het werk dat ze via het platform doen een (fulltime) baan hebben en platformwerk erbij doen om hun inkomen aan te vullen. In driekwart van de gevallen wordt dit betaalde werk gedaan als werknemer, de rest doet het als zelfstandige. Hugo-Jan Ruts, hoofdredacteur ZiPconomy, vindt het goed dat in het SER-rapport wordt benoemd dat de omvang van de platformen nog beperkt is. “Waar het echt schuurt beperkt zich vooralsnog tot een paar voorbeelden. De SER zet dat goed in perspectief.” Ook de vrees dat platformwerk ten koste gaat van ‘gewone’ banen blijkt volgens Ruts niet uit het rapport . “Het is merkwaardig dat een uitspraak van ING – die mede aanleiding was voor de Kamervragen die tot dit rapport hebben geleid – als waarheid wordt overgenomen en niet onderzocht wordt. Daar had de SER wel wat kritischer naar kunnen kijken.” Gezagsrelatie De SER ziet zeker ook positieve kanten aan arbeidsmarktplatformen. Commerciële platformen zoals Helpling of Clickworker bieden kansen: mensen kunnen snel aan werk komen. De SER waarschuwt ook voor de risico’s; lager opgeleiden die afhankelijk zijn van een platform werken soms voor (te) lage tarieven en moeten heel veel uren maken. Relevant daarbij om te weten is wat de arbeidsrechtelijke positie van de platformwerker is. Volgens Hugo-Jan Ruts maakt het onderzoek terecht een onderscheid tussen platformen die puur vraag en aanbod bij elkaar brengen en platformen die ook invloed uitoefenen op wie, waar en hoe het werk vervolgens uitgevoerd wordt. (Dat laatste zou tot een gezagsverhouding leiden die een arbeidsovereenkomst impliceert.) “Wanneer je inzoomt op de vraag of een platform ook werkgever is, dan is dat alleen relevant voor platformen die – bijvoorbeeld via het algoritme – ook invloed uitoefenen op zaken als waar, wanneer en vooral hoe het werk wordt uitgevoerd. Dat is van belang voor de vraag in hoeverre er sprake is van een gezagsrelatie en daarmee voor de vraag wat de aard is van de arbeidsrelatie tussen platform en platformwerker.” Maar voor zover het SER-onderzoek ingaat op de impact op arbeidsrelaties, wordt er volgens Ruts een wat al te eenvoudig onderscheid gemaakt tussen werknemer of zzp’er. “Was het maar zo eenvoudig dat dat de enige twee smaken in ons arbeidsbestel is. Zo zie ik het woord ‘fictief dienstverband’ in het hele rapport niet terug komen.” In zijn optiek blijft het SER-rapport een beetje hangen tussen een bredere verkenning van de platformeconomie en een verdiepend onderzoek naar waar de knelpunten zitten omtrent de arbeidsrelatie. “Als je het dan toch veel over zelfstandigen hebt, dan had wat mij betreft het onderzoek ook nog wel aandacht kunnen besteden aan iets als het Dynamisch Aankoop Systeem, een manier waarop overheden mini-aanbestedingen doen en algoritmes een voorselectie maken. Ook dat gaat over het verdelen van werk.” Platformen leggen volgens de SER ‘een vergrootglas op een aantal ontwikkelingen rondom het werken met zelfstandigen en de naleving van bestaande wet- en regelgeving’. De SER doet dan ook de aanbeveling aan de politiek om de arbeidsrelatie van de platformwerker duidelijk te maken; is het een zzp’er of een werknemer (die onder een CAO valt)? Dat onderscheid moet de politiek snel gaan maken want dat is belangrijk voor het nodige toezicht door de Belastingdienst en de Inspectie SZW. We moeten niet uit het oog verliezen dat, zoals rapport schrijft, het merendeel van de mensen die werk verkrijgen via een platform hoger opgeleid zijn. Hugo-Jan Ruts (ZiPconomy) Geen bedreiging positie werknemers Dat platformen de positie van werkenden ondermijnen, zoals de PvdA en FNV beweren, blijkt ook niet uit het rapport. Ruts: “We moeten niet uit het oog verliezen dat, zoals het rapport schrijft, het merendeel van de mensen die werk verkrijgen via een platform hoger opgeleid zijn. Daarbij geeft het rapport ook aan dat platformwerkers in ons land over het algemeen tevreden zijn over hun werk. Twee derde tot driekwart van de fysieke werkers zegt tevreden tot zeer tevreden te zijn, met name werkers in de maaltijdbezorging en huishoudelijke dienstverlening.” Hij wijst er op dat het bij een aantal van de grotere platformen gaat om werk dat voor consumenten uitgevoerd wordt. “Daarbij speelt de vraag of iemand nu werknemer is of zzp’er helemaal niet. Wat een platform als Helpling, gericht op huishoudelijk hulpen, doet is niet zozeer van bestaande banen zzp-banen maken, maar voorheen informele economie deels formaliseren. Het vervangt niet werkgeverschap, het vervangt het prikbord in de supermarkt waar je vroeger je huishoudelijk hulp vond. Dat punt blijft onderbelicht.” Lees ook: Platform Helpling geen werkgever, maar wel bemiddelaar Het is goed dat er vanuit een brede coalitie met een brede blik naar platformen is gekeken. Platformexpert Martijn Arets Geen cherry picking Opvallend is wel dat de SER – ondanks het eigen uitgebreide onderzoek verwoord in een 120-pagina’s tellend rapport – stelt dat er ‘nog onvoldoende basis is om harde uitspraken te doen over de impact van de platformeconomie op de totale economie en de arbeidsmarkt’. Platformexpert Martijn Arets begrijpt dat wel. “Het rapport geeft goed aan dat de kluseconomie breed is: dé platformwerker bestaat niet. Net als dat dé zzp’er of dé werknemer niet bestaat. Die verscheidenheid maakt het lastig om met concrete adviezen te komen: iedere situatie behoeft weer een specifieke aanpak. Het rapport gaat in op de kansen die platformen bieden: lage drempels om aan de slag te gaan en geld verdienen en veel flexibiliteit. Ook is er genoeg aandacht voor de nadelen.” Arets heeft ook kritiek op het rapport. “Er is weinig aandacht voor de business platformen die online werk faciliteren en waar de freelancer een prima inkomen uit kan halen. Ook komen uitzendplatformen weinig aan bod.” Toch is hij over het algemeen tevreden met dit SER-rapport. “Het is goed dat er vanuit een brede coalitie met een brede blik naar dit onderwerp is gekeken. Laten we hopen dat nu niet iedereen – net als waar Borstlap met zijn rapport voor waarschuwde – gaat ‘cherry picken’ om eigen standpunten kracht bij te zetten zonder daarmee bij te dragen aan een constructief debat en ontwikkeling van platformwerk.” Lees ook: Vijf thema’s voor het debat over platformen in 2020 Martijn Arets, Platformen, ser Print Over de auteur Over Arthur Lubbers Arthur Lubbers is redacteur bij ZiPconomy Bekijk alle berichten van Arthur Lubbers
In veel discussies zoals deze worden veranderingen getracht te beteugelen in de verzuiling van het verleden. In dit geval of je nu werknemer of ondernemer bent. Zeker platformen zijn de kop van jut als het gaat om veranderingen in de arbeidsmarkt, maar de arbeidsmarkt veranderd ontzettend snel naar de behoefte van werkenden en dat is iets positiefs! De SER maakt mijn inziens een wezenlijke denkfout door te denken dat kwaliteit van arbeid geborgen is in het arbeidscontract, maar zeker platformen zijn in staat om een hogere kwaliteit van werk te realiseren. Door beter en efficiënter te luisteren naar de behoefte van werkenden. Ze zijn continu bezig met kwaliteitskenmerken als de toegankelijkheid tot opleidingen, loonbaanontwikkeling en loopbaandiensten met als doel de arbeidsparticipatie te verhogen, maar ook gezondheid, welzijn en preventie is cruciaal voor het succes van moderne platformen. Het is goed dat steeds meer partijen constructief het debat aangaan over platformen, maar laat bij deze arbeidsmarktvraagstukken de werkenden het uitgangspunt zijn. Dankzij platformen hebben we de grijze en zwarte arbeidsmarkt grotendeels geformaliseerd (ander dan in bv Groot-Brittannië). Hierdoor krijgen we de kans om deze kwalitatief te verbeteren. En dat te bedenken dat dit is gebeurd in de afgelopen 5-10 jaar. Kunnen we het dus weer hebben over hoe we werkenden een mooiere, betere en inclusieve arbeidsmarkt bieden waarbij de kwaliteit van arbeid niet gebaseerd is op de juridisch constructie.
Ik hoop dat dit rapport het startpunt is voor bezinning van ‘de politiek’. Wat wil ze nu nu eigenlijk precies bereiken met haar in mijn ogen falende aanpak? De onzekerheid voor alle stakeholders op de flexmarkt duurt maar voort sinds de afschaffing van de VAR in januari 2016, bijna vijf jaar geleden! De WAB is een verschrikking en ‘Borstlap’ denkt vanuit oude kaders en bijbehorende ‘rijbanen’ en verbiedt ‘cherry picking’. (Stel je voor dat je alleen goede suggesties overneemt…) Ik heb (oud) nieuws: ‘flex’ is een behoefte van zowel professionals op ieder niveau, alsook een behoefte van hun werk- en opdrachtgevers. Dat is niet te stoppen. Het is een welkom perspectief dat nu blijkt dat door de zogenaamde misstanden bij slechts 1% van de beroepsbevolking, meer dan een miljoen zelfstandigen en hun opdrachtgevers het leven onnodig moeilijk wordt gemaakt. Die ene procent aan platformwerkers blijkt immers eigenlijk best tevreden. Maar hé, ‘dé platformwerker’ bestaat inderdaad ook nog eens niet. Wat loste de politiek ook alweer op? Het is daarom tijd dat de politiek gaat: – stoppen met de voor haar ogenschijnlijk moeiteloze koppeling tussen ‘platforms’ en ‘schijnzelfstandigheid’, – inzien dat zelfstandigheid niet ongewenst is en dat zij – de flexmarkt en haar bewuste deelnemers als een van de succes- en geluksfactoren van Nederland weer gaat faciliteren in plaats van traineren.
@Belgraver U schrijft 1) …. maar de arbeidsmarkt verandert ontzettend snel naar de behoefte van werkenden en dat is iets positiefs! 2)….’maar laat bij deze arbeidsmarktvraagstukken de werkenden het uitgangspunt zijn’. Twee interessante stellingen. Is het werkelijk zo dat: * de arbeidsmarkt ontzettend snel naar de behoefte van werkenden verandert? * dat de werkende het uitgangspunt is? Ben benieuwd naar uw argumenten. Immers, ik neem ook waar dat: 1) de vraag van ondernemers om (flexibele) arbeidscapaciteit lijkt te groeien; 2) andere ondernemers die vraag om arbeidscapaciteit weer aan het arbeidsaanbod koppelen. (Zo is in de jaren 60 het begrip ‘koppelbaas’ ontstaan en kreeg ‘Randstad’ een beursnotering)
Beste Terry, Bedankt voor je reactie! En alvast excuus voor het lange antwoord… 1) Ik denk dat technologie businessmodellen transparanter maakt. Binnen de arbeidsmarkt zorgt dit voor meer bewustzijn. Bewust voor wie ze werken. We stellen meer vragen… Wil ik nog voor dit bedrijf werken of impact maken bij een start-up? Wil ik voor dit bedrijf werken, wanneer ze zoveel aan me verdienen of is dat het me waard voor mijn carrière. 2) Dat is mijn hoop, helaas (vaak) nog niet de realiteit… Ik merk op dat arbeidsmarktbeleid gestuurd worden op stimulering- en straf maatregelen. Bedrijven spelen hier slim op in vaak ten koste van werkenden. Een paar leuke voorbeelden; – WAB maakt flex 5% duurder, waarom belonen we flex niet 5% extra? – LIV stimuleert werkgevers lage lonen te betalen voor extra subsidie, waarom komt dit niet ten goede van werkenden? – Proefplaatsing tot 6 maanden met behoud van WW, waarom belonen we werkenden niet met een bonus voor werk? Daarbij, wat doet het met mensen die hun tijd geven aan een werkgever die ze “niets waard vind”. Als reactie op jouw punten; 1) Een hele logische ontwikkeling mijn inziens. Arbeidsmarktbeleid is gericht op iedereen in loondienst met de gedachte dat dan alle arbeidsmarktproblemen zijn opgelost. Zolang (sociale) zekerheden uitsluitend ten koste gaan van organisaties, zullen deze niet snel overstag gaan naar vast als de norm. Vanuit organisaties zie ik daarvoor twee argumenten; – Het arbeidscontract kent 2 tot 3 jaar doorbetaling bij ziekte. Een onverantwoord risico, waar dit in Europa gemiddeld 6 weken is. – De controle op en rechten binnen flex zijn nihil, waar de arbeidsovereenkomst een rode zee is met advocaten en juristen om werknemers te “beschermen”. Mede hierom ben ik voorstander om (sociale) zekerheden te organiseren los van de juridische vorm vanuit de werkenden. 2) ik ben geen fan van de meeste beursgenoteerde ondernemingen, omdat ze uitsluitend gericht zijn op aandeel(houder)waarde. Het koppelen van vraag en aanbod is goed en belangrijk. De originele intentie van payroll om het MKB te ondersteunen in de complexiteit van personeel en uitzendorganisaties om mensen met elkaar te verbinden is goed. Juist een arbeidsmarkt vraagt om duurzame en transparante oplossing. Dit heeft payroll de nek omgedraaid en verwacht dat dit met uitzenden ook zal gebeuren wanneer het dezelfde koers zal varen. Ik vind het bijvoorbeeld absurd dat een uitzendbureau werving en selectie fee verdisconteerd in zijn of haar uurtarief. Een uitzendbureau heeft juist hierom een 1024 uur clausule om deze kosten te dekken. Waarom worden deze kosten oneindig doorgerekend? Moet de werkende niet substantieel meer loon ontvangen na deze 1024 uur? Bij wet is het inmiddels verboden een mobiele telefoon te verdisconteren in het contract en word dit nu netjes apart afgelost. Waar providers deze vroeger oneindig doorrekende in het doorlopende contract. Consumenten worden bij wet al beschermt voor on-transparante en absurde verdienmodellen, maar noem de consument een werkende, dan staan we dit businessmodellen al 50 jaar toe. Die koers moet veranderen!
Lezenwaardig is het stuk “The great American labor paradox: Plentiful jobs, most of them bad.” (link: https://www.prosperousamerica.org/the_great_american_labor_paradox_plentiful_jobs_most_of_them_bad) Een fragment: “The numbers tell one story. Unemployment in the US is the lowest it’s been in 50 years. More Americans have jobs than ever before. Wage growth keeps climbing. People tell a different story In het artikel wordt ook een beschrijving gegeven van een model ( de US Private Sector Iob Quality Index). Een maandelijkse indicator die de ‘werkkwaliteit’ in kaart brengt. Uitkomsten zijn schokkend. De laatste 30 jaar is de kwaliteit van het soort banen afgenomen. Citaat uit het boek: Fantoomgroei: ” Bedrijven maken al jaren steeds meer winst, maar werkenden zien dat nauwelijks terug in hun portemonnee. Zorg, onderwijs en politie zijn ondertussen uitgehold. ” Zou de SER niet een initiatief kunnen nemen om dergelijk model (Job Quality Index) te gaan maken over de kwaliteit van de Nederlandse arbeidsrelaties? Wordt het niet tijd om het te hebben over “fair pay en fair share”?
achtergrond - Freelancer of werknemer? CXC helpt organisaties bij compliance-uitdagingen van EU-Richtlijn platform...