"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Reflectie op kabinetsreactie initiatiefnota ‘herovering van de platformeconomie’

Twee weken geleden kwam de kabinetsreactie op de initiatiefnota ‘herovering van de platformeconomie’ uit. Platformexpert Martijn Arets las de nota én de reactie grondig door. Hier zijn uitvoerige analyse.

Het is in de media alweer een tijdje stil in het debat rondom platformwerk. Er zijn de afgelopen jaren de nodige uitspraken geweest en er spelen op de achtergrond nog enkele lopende rechtszaken. Dat uit deze lopende rechtszaken niets naar buiten komt, wijst erop dat ook hier nog geen duidelijke winnaars of verliezers uit zijn gekomen. Immers: successen worden altijd met ronkende persberichten gevierd.

Intussen groeit de markt van platformwerk door en lijkt het gevoel van urgentie van de discussie wat af te zwakken nu door een schaarse arbeidsmarkt tarieven hoger dan ooit zijn en veel platformen zelf voorzieningen voor verzekeringen organiseren. Hoewel het debat naar buiten toe minimaal is, zitten beleidsmakers niet stil. Zo presenteerde de Europese Commissie in december 2021 een wetsvoorstel voor platformwerk, met voorstellen over de juridische status van de platformwerker en voor transparantie in onder andere automatische besluitvormingsprocessen.

In Nederland hebben instituten als de SER en TNO de afgelopen jaren de nodige onderzoeken rondom dit onderwerp uitgevoerd, maar de politiek zelf houdt zich op de vlakte. Tot twee weken geleden: op 3 juni kwam de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de kabinetsreactie op de initiatiefnota ‘herovering van de platformeconomie’. Een reactie op een motie die op 26 juni 2019 (!!) is ingediend door toenmalig PvdA kamerlid Gijs van Dijk. In dit stuk een reflectie op – en samenvatting van – deze reactie. En een korte vooruitblik. Of noem het een wens.

Inleiding

In de motie van Van Dijk worden enkele zaken aangehaald:

  1. De onduidelijkheid van de arbeidsrelatie;
  2. De zwakke onderhandelingspositie van platformwerkers;
  3. Eerlijke voorwaarden voor platformwerkers;
  4. Inzicht en inspraak in de algoritmes van platformen;
  5. Dataportabiliteit.

In het 14 pagina’s tellende document (een aantal dat ik nog wel mee vind vallen) krijgt Van Dijk antwoord op zijn vragen. Net als in eerdere berichtgeving ziet het kabinet platformwerk als een positieve ontwikkeling, maar herkent het zich ook in de punten van Van Dijk. Uit de reactie: “Het kabinet wil daarom – in de bredere context van de arbeidsmarkt – stappen zetten om de positie van platformwerkers te verduidelijken en waar nodig te verbeteren.” Een mooie ambitie.

Onduidelijkheid arbeidsrelatie

In de passage ‘Problematiek rondom onduidelijkheid arbeidsrelatie’ stelt de minister: “de problematiek rondom schijnzelfstandigheid en onduidelijkheid over de arbeidsrelatie rondom platformwerk is weliswaar onderdeel van de bredere problematiek van onduidelijkheid over de afbakening tussen zelfstandigen en werknemers, maar is extra klemmend in de sfeer van platformwerk.”

Waarom de problematiek ‘extra klemmend is in de sfeer van platformwerk’ wordt mij niet geheel duidelijk. Mogelijk kan dit komen doordat platformen drempels verlagen en bestaande onduidelijkheid hierdoor sneller kan worden ‘opgeschaald’. Je kunt er dan voor kiezen om naar de versnellende factor te kijken, of het bij de kern aan te pakken. Die laatste optie lijkt mij de meest verstandige keuze.

In de nota van Van Dijk wordt ook voorgesteld om de arbeidsrelatie te verduidelijken door het omkeren van de bewijslast. Kort gezegd: niet de werkende, maar het platform moet bewijzen welke contractvorm de werkende die klussen uitvoert via het platform heeft. De zogenaamde ‘werknemer, tenzij’ route.

In de reactie wordt verwezen naar het Europese wetsvoorstel waar vijf criteria worden voorgesteld. Wanneer een platform aan twee of meer criteria voldoet, is het werkgever. De criteria:

  • Het platform bepaalt de beloning van de werkende;
  • Het platform stelt eisen aan het uiterlijk van de werkende (zoals het dragen van een uniform);
  • Het platform monitort de prestaties van de werkende via digitale middelen;
  • Het platform bepaalt de werktijden;
  • Het platform beperkt de mogelijkheden van de werkende om voor anderen te werken.

De minister geeft aan mee te willen gaan in deze denkwijze, maar geeft ook aan dat er een uitdaging is in het stellen van normen: “Heel open normen zijn niet geschikt omdat ze aan de voorkant te weinig zekerheid bieden. Tegelijkertijd is ook een té smalle benadering niet wenselijk en naar verwachting niet toekomstbestendig.”

Gevaar van deze criteria is dat de status van de werkende afhankelijk is van de manier waarop de bemiddeling tot stand is gekomen

Die uitdaging zie je ook in de criteria uit het Europese wetsvoorstel. Alleen platformen die bemiddelen in een on demand transactie (bezorging en taxi) zullen onder deze wet zullen vallen. Alle andere platformen, zoals de platformen die bemiddelen in dienstverlening aan huis (schoonmaak, oppas en huiswerkbegeleiding) en platformen in de to-business-dienstverlening, vallen hierbuiten.

Daarnaast zit er ook een gevaar in deze criteria, namelijk dat de status van de werkende afhankelijk is van de manier waarop de bemiddeling tot stand is gekomen. En dat is naar mijn mening niet een heel sterke (lees: heel zwakke) benadering die in de kern de problemen die er zijn niet gaat oplossen. Een goed voorbeeld hiervan is de commotie vanuit de bonden over platformen die bemiddelen in thuisschoonmaak, terwijl er al tientallen jaren niet-platformbemiddelaars actief zijn die een identieke dienst aanbieden en bij strengere wetgeving van platformwerk een oneerlijk voordeel zullen hebben. Een duidelijk geval van selectieve pleisters pakken in plaats van de kern van het probleem aanpakken, zou ik zeggen.

Versterken onderhandelingspositie van platformwerkers

In de reactie wordt gesproken over “de vaak zwakke onderhandelingspositie van platformwerkers”, zonder dat dit verder wordt onderbouwd. Ik ben zelf wel benieuwd waar dit vandaan komt. Er zijn immers diverse vakbonden opgericht door maaltijdbezorgers, taxichauffeurs en andere platformwerkers. En ik ben wel benieuwd of platformwerkers zich in bepaalde sectoren nu echt minder goed organiseren dan collega’s in eenzelfde sector, maar niet door een platform bemiddeld.

De reactie geeft aan dat er de nodige mogelijkheden zijn voor platformwerkers om zich te organiseren: “De ACM heeft in de ‘Leidraad tariefafspraken zzp’ers’ uiteengezet welke uitzonderingen dit zijn en tevens verduidelijkt onder welke voorwaarden collectief onderhandelen voor en door zzp’ers toegestaan is. <…> Het gaat hierbij over de toepassing van het mededingingsrecht en het toezicht van de Commissie op collectieve afspraken tussen en met zzp’ers. Het zegt niets over de juridische status van zzp’ers op grond van andere domeinen, zoals het arbeidsrecht of fiscaalrecht. Omgekeerd is de juridische status van een zzp’er op grond van die domeinen ook niet bepalend voor de beoordeling van de activiteiten van een zzp’er onder het mededingingsrecht. <…> Deze groep zzp’ers, die zij-aan-zij werkt met werknemers in een bedrijf of sector, is voor die activiteiten geen onderneming in de zin van de Mededingingswet. <….> Onlangs heeft de Europese Commissie ontwerprichtsnoeren gepubliceerd waarin zij beschrijft welke ruimte het Europese mededingingsrecht zzp’ers biedt om gezamenlijk met opdrachtgevers te onderhandelen. <….> De Commissie is verder voornemens om niet langer in te grijpen bij collectieve afspraken tussen zzp’ers die zich in een zwakke onderhandelingspositie bevinden en daardoor niet in staat zijn hun arbeidsomstandigheden te verbeteren.”

Daarnaast is het de vraag of werkenden in de praktijk de regels voor mededinging als beperkend ervaren om zich te organiseren. Ik kan mij dit om eerlijk te zijn niet voorstellen. De vakbonden die zzp’ers vertegenwoordigen die ik heb gesproken, maken zich weinig zorgen over mogelijke issues met mededinging.

Als laatste bij dit onderwerp een interessante passage: “Daarnaast kunnen werkenden, inclusief werknemers en zzp’ers, zich verenigen in een zogenoemde werkerscoöperatie. De werkers sluiten een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht met de werkerscoöperatie, die deze vervolgens als werknemers of zzp’ers inzet om werkzaamheden te verrichten voor het platform.” Dit idee komt uit het paper van J.M. van Slooten & J. Holscher, ‘De werkerscoöperatie’. Naast de activiteiten van Smart in België, die ik hier omschrijf, is dit concept nog niet in de praktijk gebracht. Wat overigens een heel interessant experiment zou zijn!

Dataportabiliteit

Over dit onderwerp wordt in de nota en in de reactie het volgende gezegd:  “Voor een deel van de platformwerkers speelt data over hun kennis, ervaring en prestaties een belangrijke rol in het krijgen van werk. Het kunnen meenemen van deze data (dataportabiliteit) naar andere platformen stelt platformwerkers beter in staat om over te stappen naar een ander platform. De initiatiefnemer pleit er daarom voor dat de overheid het meenemen van de opgebouwde reputatiedata van platformwerkers bevordert en optreedt tegen platformen die dit verhinderen.

Het kabinet onderschrijft dat platformwerkers zoveel mogelijk in staat moeten worden gesteld om hun data, waaronder recensies, integraal mee te nemen naar andere platformen. Het eenvoudig ‘meenemen’ van deze data is niet alleen in het belang van de platformwerker, maar kan ook in het belang zijn van de consument. Het biedt consumenten immers waardevolle informatie om te kiezen welke producten of diensten zij willen afnemen, en van wie. Bovendien versterkt het de concurrentie tussen platformen onderling.

Heel mooi dat het kabinet onderschrijft dat platformwerkers hun data mee moeten kunnen nemen

Het kabinet constateert dat bestaande regelgeving weliswaar aanknopingspunten geeft voor het meenemen van gegevens door platformwerkers, maar tegelijkertijd geen afdwingbare rechten biedt voor platformwerkers om hun recensiedata mee te nemen. Het kabinet is daarom voornemens om in de gesprekken die het voert met platforms in het kader van het eerdergenoemde richtlijnvoorstel, de mogelijkheden tot het overdragen van data die voor platformwerkers van waarde zijn, aan de orde te brengen.”

Om te beginnen natuurlijk heel mooi dat het kabinet onderschrijft dat platformwerkers hun data mee moeten kunnen nemen. Dit is precies wat ik met mijn KlusCV initiatief doe: een standaard waarmee platformen data delen rondom transactie met en reputatie van de platformwerker. Nu nog een export, in de toekomst ook mogelijk een import. KlusCV heeft nu al impact op +50.000 platformwerkers en is al meer dan 3.000 keer gedownload door platformwerkers die via de 4 deelnemende ‘launching platforms’ klussen hebben uitgevoerd. Ik ben in gesprek met andere platformen om deze standaard breder te omarmen.
Het zou wel mooi zijn wanneer de overheid niet alleen punten aan de orde stelt, maar ook een verantwoordelijkheid neemt in het opzetten en (vooral ook) borgen van een dergelijke infrastructuur. Om dit vervolgens ook door te trekken naar andere vormen van arbeidsbemiddeling waarbij data wordt opgeslagen van transacties. Lees: de uitzendsector. De eerste gesprekken hiervoor starten binnenkort.

Waarbij niet moet worden vergeten essentiële vragen te stellen én budget vrij te maken voor onderzoeken. Het debat over portabiliteit blinkt uit in het aantal aannames, zo ook deze reactie. Zoals: wat is de waarde van die data voor de werkende? En: draagt deze meegenomen data bij aan het vertrouwen van de werk- of opdrachtgever en binnen welke context? De waarde van het meenemen van data wordt zonder achtergrond als waardevol bestempeld, terwijl er nog heel veel is dat we niet weten. Daarom moeten deze aannames worden gevalideerd. Met KlusCV start ik binnenkort een aantal van dit soort onderzoeken, maar dat is slechts een begin. Ik nodig anderen uit om dit onderwerp ook te omarmen.

Conclusie

Al met al een reactie met goede punten, al ben ik erg benieuwd naar het vervolg en de ambitie die het kabinet heeft met het oplossen van de problemen op de arbeidsmarkt. In het stuk wordt gezegd: “Het is een urgente en tegelijkertijd complexe opgave die het kabinet ter hand neemt”. Wat ik altijd doe wanneer iets complex is geworden: vereenvoudigen. Want complexiteit is niet moeilijk en eenvoud is een kunst.

Begin! Ga experimenteren, ook in het delen van data

Tot nu toe lijkt, en dat komt ook terug in deze reactie, dat het meer gelijktrekken van contractvormen vooral zit in het versoberen van de zzp-status, zonder te tornen aan het heilige (vaste) contract. Een echte hervorming van de arbeidsmarkt is daarmee nog ver weg, hoewel deze hervorming in deze tijden meer dan ooit nodig is. Er zijn steeds meer mensen die dit onderschrijven. Zo sprak Hans Borstlap onlangs in een podcast nog de wijze woorden: “ik weet niet of een overheid voorop kan lopen. Die legt dingen vast die gegroeid zijn. En dus moet de vernieuwing van iets anders komen. En ik zou bijna willen zeggen, van de nood der tijden: begin gewoon en laat de wetgever zien hoe het werkt. Zoek de randen van de regels op. En als jij kans ziet om op een niet-gebruikelijke manier mensen die nu in de berm van de economische snelweg verkeren, om die op die snelweg te krijgen, moet ik nog zien wie jou tot de orde roept. Begin!”.

En met die woorden wil ik dit stuk eindigen: begin! Ga experimenteren, ook in het delen van data. Ga valideren. Erken dat er veel is dat we niet weten en ga vanuit nieuwsgierigheid op zoek naar betere oplossingen. Startend vanuit gemeenschappelijke waarden. Waarbij je het best kunt beginnen met het erkennen dat de zekerheid die we ons nu voorhouden eigenlijk schijnzekerheid is en controle een illusie. Veel succes en plezier 😉

Martijn Arets is internationaal platform expert en verkent sinds 2012 de opkomst van de platformeconomie en de impact op de samenleving. Bekijk alle berichten van Martijn Arets