"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Flexbranche zeer kritisch op WTTA: ‘sleepwet’ schiet doel voorbij

Het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (WTTA) moet malafide uitzenders weren van de markt. Uit de net afgeronde internetconsultatie over de uitwerking van de wet, blijkt echter dat de flexbranche zelf denkt dat het nieuwe toelatingsstelsel zijn doel voorbijschiet.

De Tweede Kamer buigt zich binnenkort over het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling arbeidskrachten (WTTA).

Voor invoering van de WTTA moet de WAADI (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) worden aangepast. De internetconsultatie over de wijziging van het Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs liep vorige week af.

Verschillende partijen die actief zijn in de flexbranche hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt hun bezwaren tegen het voorgestelde toelatingsstelsel kenbaar te maken. En die kritiek is niet mals. Een beknopt overzicht van de reacties.

HeadFirst Group: ‘sleepwet beperkt bonafide bedrijven’

HeadFirst Group wijst om te beginnen op het ontbreken van relevante informatie over het normenkader en de ontheffingsregeling. Die ‘belangrijke informatie is nodig om het toelatingsstelsel integraal te kunnen beoordelen’, zo stelt de HR-dienstverlener.

Grote zorgen heeft HeadFirst Group daarnaast over de brede reikwijdte van het toelatingsstelsel. “In grote delen van de (flexibele) arbeidsmarkt – zoals detachering, consultancy, interim-management en de intermediaire dienstverlening voor hoger opgeleide professionals – is er geen sprake van huisvestingsproblematiek van arbeidsmigranten, onderbetaling van arbeidskrachten en malafiditeit. Ons inziens zorgt deze brede reikwijdte voor een sleepwet. Voor veel bonafide ondernemingen heeft dit grote gevolgen, zoals extra kosten, administratieve lasten en regeldruk. Dit zijn ondernemingen die in beginsel niets te maken hebben de problemen die genoemd worden in het rapport van de Commissie Roemer (dat aanleiding was voor de WTTA, red.).”

Ook vraagt HeadFirst Group zich af waarom het verplicht betalen van de waarborgsom (van € 100.000) naast het gebruik van de G-rekening en SNA-certificering nodig is. Dit heeft een nadelig effect op de liquiditeit van bonafide ondernemingen. “Als gevolg zullen er miljoenen ‘geparkeerd’ worden bij de overheid. (..) Deze financiële middelen kunnen ons inziens beter besteed worden aan werkenden, opleidingen en innovatie.”

Conclusie HeadFirst: “De brede reikwijdte die nu gehanteerd wordt voor het toelatingsstelsel zorgt voor een sleepwet. Dit brengt administratieve lasten en extra regeldruk met zich mee en heeft gevolgen voor de liquiditeit en investeringsmogelijkheden van bonafide ondernemingen. Zij betalen een hoge prijs voor de verplichtingen en vereisten die voortvloeien uit deze wet. Dit alles tezamen roept bij ons de vraag op in hoeverre het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel in acht is genomen.”

Stichting PayOK: ‘beter richten op kwetsbaren aan onderkant arbeidsmarkt’

Theo van Leeuwen van Stichting PayOK geeft op FlexNieuws een uitgebreide toelichting op de bezwaren van zijn organisatie op de WTTA.

Je kunt zijn kritiek samenvatten als ‘schieten met hagel’. Volgens Stichting PayOK is het centrale probleem arbeidsuitbuiting en slechte huisvesting aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Omdat de gehele uitzendbranche in de WTTA wordt betrokken, is aan de ene kant de reikwijdte te groot. Het gaat immers dan ook om mensen ter beschikking stellen met betere kwalificaties dan de kwetsbare groep niet- of laaggeschoolde en dus laagbetaalde werknemers. En aan de andere kant blijven met de WTTA sectoren buiten schot waar wel misstanden plaatsvinden. Denk aan werkgevers die direct arbeidsmigranten in dienst nemen (en dus niet onder de WAADI vallen).

Ook stelt Stichting PayOK dat het wetsvoorstel kwalitatief niet voldoende is om het gestelde doel van de commissie Roemer te bestrijden. Het gaat uit van bestaande kaders die niet de basisvoorwaarden scheppen voor het bestrijden van malafiditeit. Van Leeuwen vreest een waterbedeffect: “Het heeft geen nut om heel veel goedwillende ondernemers en werknemers te belasten met beleid dat vooral tot gevolg zal hebben dat de malafide organisaties en bewuste/notoire overtreders van wet- en regelgeving verhuizen naar andere sectoren.”

Van Leeuwen ziet overigens als zwakste schakel in de voorgenomen wetgeving  effectieve handhaving. De Arbeidsinspectie (ISZW) en Belastingdienst hebben volgens hem ‘betere instrumenten’ nodig. Ook pleit hij voor een betere afstemming tussen NLA, Belastingdienst, (de nieuwe) SNA en de SNCU.

ATR: ‘te complex, misstanden wel oplossen door consequente handhaving’

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) adviseert om bij de uitwerking van de WTTA vooral nut en noodzaak van aanvullende, nadere eisen (regels) voor ogen te houden. Liever niet nog meer, complexe regelgeving. Zeker niet omdat die niet effectief is, zo stelt ATR in haar reactie op de internetconsultatie: “Het ligt in de rede – als minder belastend alternatief – om niet nog meer administratieve procedures, eisen en regels in te stellen. Die nemen de misstanden bij het ter beschikking stellen van arbeidskrachten niet weg, simpelweg omdat deze zich voordoen bij ondernemers die zich weinig of niets aan (administratieve) procedures en eisen gelegen laten liggen. Dan helpen nieuwe procedures en eisen niet.” Vrij vertaald: vooral goedwillende, kleinere uitzendorganisaties zullen veel last hebben van nog meer regelgeving, terwijl het doel – malafide uitzenders weren – niet wordt bereikt omdat de cowboys op de markt zich hier toch niets van aantrekken.

Bovendien denkt ATR dat de complexiteit van de WTTA effectieve handhaving moeilijk maakt, waardoor de pakkans van malafide uitzendbureaus nog altijd te laag zal zijn. Ook omdat er al te weinig capaciteit bij de Arbeidsinspectie is. Consequente handhaving van bestaande regels is veel effectiever, zo is de conclusie.

Bovib: ‘reikwijdte te groot, alternatief register wél handhaafbaar’

Volgens de Brancheorganisatie voor Intermediairs en Brokers (Bovib) is de reikwijdte van de WTTA veel groter dan het probleem rechtvaardigt. De WTTA komt voort uit de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer) en ook Bovib vindt dat er meer moet gebeuren om de werk- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten te verbeteren. Maar dit wetsvoorstel is niet de oplossing, zegt voorzitter Marc Nijhuis in een interview met ZiPconomy.

“Er vallen straks duizenden bedrijven onder het toelatingsstelsel die niets te maken hebben met arbeidsmigranten. Zij krijgen te maken met onnodige (administratieve en financiële lastenverzwaringen (waarborgsom € 100.000)). “Het is ook vreemd dat het begrip ‘arbeidsmigrant’ niet één keer voorkomt in het wetsvoorstel.”

De Bovib voorziet ook problemen met handhaving, want dat wordt zeer complex en er zijn niet voldoende inspecteurs voor de vele bedrijven die straks onder het stelsel vallen. Als alternatief oppert de Bovib een register, een audit van bedrijven (inleners, doorleners en werkgevers) die werken met arbeidsmigranten. Idee hierachter: wie met arbeidsmigranten werkt en niet geregistreerd staat, krijgt een boete. Daarbij geldt ketenaansprakelijkheid, oftewel: in-, uit- en doorleners zijn verantwoordelijk. Nijhuis: “Zo’n register leidt tot minder lastenverzwaringen en is veel beter handhaafbaar. Het is eenvoudiger en helpt ons het echte doel te bereiken, namelijk arbeidsmigranten beschermen en hun werkomstandigheden verbeteren.”

RIM: ‘maak onderscheid segmenten arbeidsmarkt’

Volgens de Raad voor Interim Management (RIM) heeft het wetsvoorstel nadelige effecten op de bovenkant van de markt, waarin de RIM-bureaus zich begeven. De WTTA maakt namelijk geen onderscheid tussen de verschillende segmenten op de arbeidsmarkt. Daarmee is volgens de RIM de “reikwijdte van de WTTA veel groter dan het probleem – misstanden met arbeidsmigranten door malafide uitzenders – rechtvaardigt.” Het grootste bezwaar van de RIM: “Bemiddelingsbureaus zoals de RIM-bureaus hebben niets te maken met arbeidsmigranten. Wel met zzp’ers, maar die vallen niet onder deze toetsing. Dat is verwarrend voor de organisaties voor wie wij arbeidskrachten bemiddelen en wij voorzien een onnodige extra regeldruk.”
De RIM sluit zich aan bij het advies van ATR en pleit voor een consequente en daadkrachtige handhaving van de reeds bestaande regels.

Redmore en Cohedron

Ook Redmore en Cohedron, onderdeel van House of HR, pleiten in hun reactie voor het maken van onderscheid tussen uitzenden, detacheren en interim-management. Zo is er bij detachering veelal sprake van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten met een vast dienstverband zonder uitzendbeding. Hier is dus de bescherming voor de werknemer al op het gewenste niveau, stellen zij.

Voor bijvoorbeeld gedetacheerden en interim-managers op het gebied van finance, audit, compliance, interim management, consultancy, IT en interim juridisch zou volgens Redmoren en Cohedron een uitzondering moeten gelden. Dit is nodig om uitleners en opdrachtgevers de gewenste flexibiliteit (in arbeidsvoorwaarden, red.) te kunnen blijven bieden. “Het zal niet de bedoeling zijn van het toelatingsstelsel om rechtsonzekerheid te creëren voor bedrijven en voor de onderhavige categorieën arbeidskrachten, omdat er op inlenersbeloning volgens een rigide opbouw van arbeidsvoorwaarden wordt gehandhaafd en uitsluiting van de markt in het verschiet ligt. Indirect zal dit ten koste gaan van middelen en mogelijkheden tot het ontwikkelen van arbeidskrachten, het behouden van de benodigde kennisniveaus en de flexibiliteit ondermijnen waaraan bij de onderhavige groep arbeidskrachten een grote behoefte bestaat.”

Ook adviseren Redmore en Cohedron om te wachten met de uitvoering van de WTTA totdat er meer duidelijkheid is over de uitwerking van het conceptwetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden (Wet VBAR). Zij verwachten dat het aantal gedetacheerden en interim-managers dat ter beschikking wordt gesteld, mogelijk zal groeien door de instroom van zelfstandigen die na invoering van de Wet VBAR geen zelfstandige meer mogen zijn. “Hierin schuilt een aanvullend argument om bij de uitwerking van het toelatingsstelsel voor de hier bedoelde groep van arbeidskrachten duidelijkheid te creëren en uitzonderingen van de toepassing van het toelatingsstelsel mogelijk te maken. Voor de vigerende wet- en regeling is het belangrijk dit besluit pas te nemen wanneer de breed gedragen weerstand tegen de Wet VBAR is opgelost. Uitvoering in de verkeerde volgorde kan leiden tot oneigenlijke toepassing en vergroting van de problematiek.”

Lees ook: