Tom Reijner 15 mei 2024 0 reacties Print CBS: meer werknemers in vaste dienst, minder flexibele arbeidsrelatiesIn het eerste kwartaal van 2024 was 28 procent van de werkzame beroepsbevolking een werknemer met een flexibele arbeidsrelatie. Dat zijn er 30.000 minder dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. De daling is vooral waarneembaar bij werknemers met een tijdelijk dienstverband, tenzij het ging om tijdelijke dienstverbanden met uitzicht op vast. Die groep groeide juist. Ook het aantal uitzendkrachten werd kleiner, melden het CBS en TNO op basis van een gezamenlijke analyse van de nieuwste gegevens over flexibele arbeid. Tegenover de daling van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie staat een toename van 29.000 zelfstandigen en 98.000 vaste werknemers ten opzichte van het eerste kwartaal van 2023. Over die laatste groep gesproken: het aantal vaste werknemers groeide naar verhouding sterker ten opzichte van een jaar eerder dan het aantal flexwerknemers en het aantal zelfstandigen. En dat geldt niet alleen voor het begin van 2024: ook al in de laatste twee kwartalen van 2023 was er groei. Het aantal vaste arbeidsrelaties stijgt sinds 2016, en het aantal zelfstandigen sinds de start van de reeks in 2013. Lees ook: bijna 1 op de 9 zzp’ers wil weer terug in loondienst Verschillende typen flexibele contracten Het CBS en TNO onderscheiden verschillende typen flexibele contracten van werknemers, die in meer of mindere mate zekerheid van werk en inkomen bieden. Ten opzichte van een jaar eerder nam in het eerste kwartaal van 2024 het aantal werknemers toe met een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast (met 15.000). Wel ging het om een kleinere stijging dan het jaar ervoor. Het aantal werknemers met een tijdelijk dienstverband korter dan een jaar, nam juist af (met 33.000). Hetzelfde geldt voor degenen met een contract van een jaar of langer (26.000). In het eerste kwartaal van 2023 werden beide groepen nog groter ten opzichte van het jaar daarvoor. Het aantal oproep- en invalkrachten nam de afgelopen twee jaren toe, en het aantal uitzendkrachten neemt al twee jaar op rij af. Als we nader inzoomen op het aantal zelfstandigen, zien we dat de stijging van het aantal zelfstandigen bijna uitsluitend te verklaren is aan de hand van de toename van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) (40.000). De groep zelfstandigen met personeel (zmp’ers) bleef nagenoeg even groot (toename van 1.000) en het aantal meewerkende gezinsleden nam met 11.000 af. Het aantal zzp’ers nam sterk toe in de zorg, vooral onder (fysio)therapeuten en artsen. Het aantal zelfstandigen in de zorg was al langer aan het stijgen. Overigens wacht de zorgsector nog altijd op een fiscaal kader zzp zorg. Het Fiscaal Akkoord zou begin 2024 ingaan, maar werd vlak voor de publicatiedatum uitgesteld tot juli 2024. Er waren extra gesprekken nodig, schreef ZiPconomy begin april. De hamvraag is hoe de afspraken daarin zich straks verhouden tot de nieuwe wet ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ (VBAR). De zorg is de eerste branche die sectorale afspraken wil gaan maken over schijnzelfstandigheid en zelfstandig ondernemerschap. Het Fiscaal Kader moet een praktische leidraad worden voor werkgevers om te bepalen wanneer ze een zzp’er mogen inhuren. Daarmee is er ook de hoop dat er een eind komt aan de onduidelijkheid die lange tijd heerste. arbeidsmarkt, CBS, flexcontracten, flexibele arbeid Print Over de auteur Over Tom Reijner Bekijk alle berichten van Tom Reijner