"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Het belang van context bij schijnzelfstandigheid

Elk oordeel over schijnzelfstandigheid kan niet worden gedaan zonder de context in acht te nemen, stelt juridisch expert Joost van Ladesteijn van Vertex Legal. “Het heeft er alle schijn van dat door gebrek aan kennis over de werking van de holistische toets er een werkelijk probleem is gecreëerd.”

Of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst hangt af van alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien”. Dit overwoog de Hoge Raad in rechtsoverweging 3.2.5. van het Deliveroo-arrest. Dit is de zogenaamde ‘holistische toets’ bij het beoordelen van arbeidsrelaties.

Deze toets staat vol in de spotlights. “Onduidelijk”, roepen velen daarover en de politiek het hardst. “Onzin”, zeggen daarop wetenschappers. “Het beeld dat er nu helemaal géén duidelijke wetgeving is, klopt gewoon niet.”

Ook door alle (elkaar tegensprekende) communicaties zien velen door de bomen het bos niet meer. Daarom wil ik de holistische toets nader duiden om meer rust, vertrouwen, ontspanning en voorspelbaarheid te bieden. Want een open norm zoals de holistische toets is noodzakelijk bij fundamentele onmogelijkheid van het recht om als een exacte wetenschap duidelijkheid te bieden.

Deze bijdrage is juridisch-theoretisch van aard. Dit maakt de kost soms wat taaier. Wellicht dat sommige zinnen twee keer moeten worden gelezen, maar uw inspanning zal beloond worden. De auteur meent op basis van zijn praktijkervaring dat deze achtergrondinformatie de lezer waardevolle inzichten kan verschaffen voor beter begrip van het juridische systeem voor een praktische en duurzame aanpak van dagelijkse zaken. Net zoals kennis van het bos behulpzaam is om de weg te vinden wanneer men verdwaald is, is ook in dit dossier niets zo praktisch als een goede theorie om te voorkomen steeds hetzelfde rondje te lopen.

Holistische toets is juridisch niets bijzonders

Er is geen ontkomen aan. Media pakken er dagelijks mee uit. De holistische toets bij het beoordelen van arbeidsrelaties staat in de schijnwerpers. Heel bijzonder is een holistische toets echter niet. Het recht barst uit z’n voegen daarmee. Niet alleen in het arbeidsrecht komt de frase “alle omstandigheden van het geval” geregeld voor, maar ook in het materiële privaatrecht, het procesrecht, het bestuursrecht en zelfs in het strafrecht.

Voor het arbeidsrecht kan – behalve aan de onderwerpen uitleg en kwalificatie – onder andere worden gedacht aan de onderwerpen loon, matiging, ontbinding, overgang van onderneming, ontslag op staande voet, werkgeversaansprakelijkheid, stakingsrecht en wijziging van arbeidsvoorwaarden.

In 2024 stond in diverse arbeidsrechtelijke zaken bij de Hoge Raad een holistische toets centraal. Zo overwoog de Hoge Raad dat holistisch wordt bepaald of een weigering van een werkgever voor overleg over collectieve arbeidsvoorwaarden onrechtmatig is en of bijvoorbeeld aan de klachtplicht is voldaan en in dat verband gedeeltelijk is betaald.

Selectieve onduidelijkheid

Over de honderden soortgelijke holistische toetsen bij andere rechtsgebieden zijn geen tot minder bezwaren te vernemen. Sterker nog: een argument van de vakbeweging tegen het invoeren van concrete representativiteitsvereisten in het collectieve arbeidsrecht is dat er op maatschappelijke ontwikkelingen moet kunnen worden ingespeeld.

Juristen-bingo

Ondertussen weet de rechtspraktijk niet beter. “Dat hangt er van af” is dagelijks vocabulaire van de jurist. Er bestaat daarom ook tussen arbeidsrechtadvocaten vooral overeenstemming over de geldende toets voor het beoordelen van arbeidsrelaties. Verschillen zitten in voor de dagelijkse praktijk beperkte relevante details. Juist daarom zeggen zij dat de wet VBAR niets toevoegt.

Betekenis in een bepaalde context

De gedachte achter een open norm als “alle omstandigheden van het geval” is niet om flauw te doen of om zaken ingewikkeld te maken, maar omdat normen en waarden geen ondubbelzinnige betekenis of waarde hebben.

Zij krijgen betekenis in een bepaalde context. Er is geen tijdloos recht. Niet alles is te voorzien. Daarom is een definitie per definitie niet definitief. Het recht loopt steeds achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan.

Vrijheid in gebondenheid

Open normen zijn vereist om tot een “compromis” te komen tussen de twee sociale benodigdheden: enerzijds flexibiliteit en anderzijds zekerheid binnen een rechtssysteem.

Bij zaken als “normatief pluralisme” leidt wet- en regelgeving tot compromissen hierin en dus tot dubbelzinnig recht. Het is dan voor normatieve ordening belangrijk dat het gedrag van officiële instanties in overeenstemming is met afgekondigde regels. Dit doet de Rijksoverheid nu niet (Fuller, The Morality of Law: rechtsbeginsel 8).

Dat er dan zogenaamde “rafelige randen” en “hard cases” zijn, betekent niet dat iedereen vogelvrij is. Dit toonde H.L.A. Hart meer dan 60 jaar geleden aan in het juridische werk “The Concept of Law”.

Zo is er een wisselwerking tussen het micro- en macro-perspectief te herkennen in de verschillende fases van de rechterlijke oordeelsvorming, gericht op de toekomst. Bijvoorbeeld in de legitimatiefase: met het inzichtelijk maken van het vonnis door de motivering ingevolge argumenten geformuleerd in het heden ontstaan toekomstverwachtingen bij partijen (micro-niveau), maar ook bij buiten-partijen (macro-niveau).

Eerst uitleggen, dan kwalificeren. Niet andersom zonder context

Bij het beoordelen van arbeidsrelaties wordt eerst uitgelegd (het net wordt simpelweg opgehaald ter bepaling van de inhoud van de overeenkomst), dan pas gekwalificeerd (hetgeen vastgesteld op basis van uitleg gaat in de mal van de definitie van artikel 7:610 lid 1 BW).

Niet andersom, zoals je in praktijk regelmatig ziet met als startpunt “gezag”. Beoordelingen gaan dan eenvoudig mis.

Daarbij dienen dus alle omstandigheden van het geval in onderling verband bezien, te worden gewogen bij “wezen boven schijn” in een toetsing achteraf. Fundamenteel sluit de holistische toets dus fixeringen uit. Dat gegeven maakt ook verschillende zogenaamde ‘ondersteunende’ maatregelen problematisch, zoals hetjuistecontract.nl en de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie. Zaken kunnen snel worden overbelicht of ten onrechte in de schaduw blijven.

Anders gezegd: het belang van het “contextualisme” brengt met zich mee dat omstandigheden van de beoordeling niet op voorhand mogen worden uitgesloten. Arbeidsrelaties mogen dus niet bij voorbaat worden uitgesloten van het opdrachtnemerschap zonder bekendheid met de context. Helaas wordt dit wel door diverse partijen geopperd in het dossier schijnzelfstandigheid.

Door schijn bewogen

Partijen hebben een eigen verantwoordelijkheid zich tijdig, correct en volledig te informeren. Het speelveld raakt echter snel uit het lood wanneer er onnodige verwarring ontstaat door onjuiste berichten (en partijen daarop acteren).

Het lijkt erop dat een “car crash in slow motion” in september startte met de publieke voorlichting door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met opnieuw referte aan de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie en de ondernemerscheck voor de inkomstenbelasting.

Op het verkeerde been hebben opdrachtgevers het zekere voor het onzekere genomen en (omdat zzp’ers beperkt in dienst zijn getreden) zijn arbeidsmarkttekorten juist in de zorg, onderwijs en kinderopvang toegenomen.

De vraag is of de geest nog terug in de fles te krijgen valt, zeker nu naast de ACM ook arbeids- en pensioenrechtelijke slapende honden wakker zijn gemaakt. Zo zullen pensioenfondsen in actie moeten komen op basis van het ‘geen premie, wel recht’-principe bij verplichte collectieve regelingen (juist in de publieke sector).

Het heeft er alle schijn van dat door gebrek aan kennis over de werking van de holistische toets er een werkelijk probleem is gecreëerd.

Joost van Ladesteijn is partner en advocaat bij Vertex Legal B.V., een boetiekkantoor in juridisch, cultureel en strategisch managementadvies. Bekijk alle berichten van Joost van Ladesteijn

3 reacties op dit bericht

  1. Wat een heerlijke heldere uitleg over het belang van de context bij het beoordelen van arbeidsrelaties. Wat zijn de omstandigheden van het geval? Normen en waarden betekenis geven op maat van een casus. Met open normen komen tot compromissen tussen uiteenlopende benodigdheden (denk aan wensen of eisen).
    Met mijn achtergrond als ā€˜werkontwerperā€™ ruik ik kansen om zo ook de bestaande wet en regelgeving rond arbeidsomstandigheden tegen het licht te gaan houden. Wat willen we bereiken? In de huidige toepassing van de Arbowet en regelgeving zijn twee aparte trajecten ontstaan: 1. het verminderen van risicoā€™s (door arbodiensten) en het verhogen van rendement van arbeid (door bedrijven). Met het toepassen van zoā€™n holistische toets kunnen oplossingen en wegen in beeld komen die goed zijn voor allebei. Werkoplossingen met een hoog rendement – en tegelijk lage risico’s – zijn wellicht ook mogelijk. Dat zie ik als een aantrekkelijke perspectief voor de toekomst van werk binnen de huidige context van technologisch, flexibel en intens werk in de kenniseconomie. Ziet u het als een optie om zo’n holistische toets ook los te gaan laten op de wet- en regelgeving rond arbeidsomstandigheden?

  2. Een goede uitleg van de holistische toets. Zeker. Maar het principe ‘eerst ophalen, dan pas oordelen’ zal velen toch het gevoel geven dat ze ongelijk worden behandeld. ‘Wat voor anderen geldt, geldt kennelijk niet voor mij.’ Dat gevoel van onrechtvaardig te zijn behandeld zwak je niet makkelijk af door eerst (of nog eens) scherp naar de werkelijkheid te kijken. Als je dat zelf al kunt. Daarom vind ik: een regering moet regeren, niet reageren. Heldere normen stellen, die voor iedereen ondubbelzinnig duidelijk zijn. En pas bijstellen als die normen echt niet blijken te werken. Deze regering doet het omgekeerde. Ga maar zwemmen, wij kijken wel wat er gebeurt. Dat vele zzp’ers tijdens dat proces kopje onder gaan, is bijkomende schade kennelijk. Hier zit ook een norm onder: wat velen van jullie doen, vinden wij niet kunnen. Maar we ontberen het politieke lef om dat zo te stellen, en ernaar te handelen. Bah.

  3. Mooi artikel, het voegt wel wat toe aan de discussie. Met name dat de holistische benadering gemeengoed is binnen ‘het recht’, is voor mij nieuw. In veel gevallen lijkt het me ook heel logisch.

    Alleen zou je als wetgever dan wĆ©l heel helder moeten zijn over de intenties en de achtergrond daarvan. Zodat je weet binnen welke kaders er getoetst en geĆÆnterpreteerd moet worden. Juist daar slaat de wetgever zo ongeveer alle planken mis.

    Bij de beoordeling van schijnzelfstandigheid van (te) goedkope arbeid zijn de kaders makkelijk te duiden: bescherming van de zwakken, voorkomen van onverzekerdheid, versterken van de onderhandelingspositie, uitzicht op pensioen en verbeteren werkomstandigheden. Afgezien van een malafide opdrachtgevers, kan niemand daar tegen zijn.

    Bij dure ‘schijn’ zelfstandigen verdwijnen deze kaders als sneeuw voor de zon. Alle problemen worden afgekocht met het hogere tarief en het hogere tarief zorgt automatisch voor een natuurlijke en krachtige onderhandelingspositie. Voor de hogere tarieven is de wet DBA een kunstmatig, ouderwets en benauwend beleidskader.

    Alle arbeidsmarkt’problemen’ voor zowel hoog als laag tarief zijn relatief makkelijk te ondervangen met verplichte aov- en pensioenpremies. Daarbij onstaat tegelijkertijd een gelijk speelveld tussen zzp en werknemer.

    Het feit dat de concrete oplossing niet gekozen is, zorgt voor veel scepsis over de werkelijke reden van de holistische toetsing. Tot dusver heeft het tot onduidelijkheid en onrust gezorgd, dat wellicht niet geheel toevallig ook leidde tot minder zzp’ers, lagere tarieven en minder weglopend vast personeel bij de overheid.

    Beleidsmakers zijn niet dom, die hebben dit voorzien. De zzp’ers zijn voor de bus gegooid ten faveure van de overheidsfinancien.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *