"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Terugblikken op het zzp-dossier 2024: Niels van der Neut (UvA) over misinformatie rond schijnzelfstandigheid, de VBAR en het te lang durende handhavingsmoratorium

“Het beeld dat er nu helemaal géén duidelijke wetgeving is, klopt gewoon niet.” zegt Niels van der Neut, universitair docent arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. En als de markt nog iet klaar voor is voor handhaving, ligt dat wat hem betreft vooral aan de markt zelf.

Het moge duidelijk zijn: veel zelfstandigen vinden de juridische kaders voor de handhaving tegen schijnzelfstandigheid nog te onduidelijk. “Onzin”, zegt Niels van der Neut, universitair docent arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. “Er is al veel juridische houvast.” In gesprek met Oifik Youssefi van HeadFirst Group deelt Van der Neut zijn gedachtes over de afloop van het handhavingsmoratorium, de misinformatie hierover online en over de rol van sociale partners in het ontsluiten van de krapte op de arbeidsmarkt.

Oifik Youssefi: Niels, als academicus in het arbeidsrecht, hoe heb jij dit jaar ervaren op het gebied van het zzp-dossier?

Niels van der Neut: Chaotisch. Er wordt veel geroepen over zzp’ers en de afloop van het handhavingsmoratorium, vooral op sociale media zoals LinkedIn. Veel mensen geven hun mening, vaak vanuit een onvolledig begrip van de situatie. Het bijzondere aan deze chaos is dat die mening lang niet altijd los kan worden gezien van commerciële belangen. Er wordt veel geld verdiend aan diensten die de compliantie van opdrachtgevers en zzp’ers checken en zo een vorm van schijnzekerheid bieden. Soms zie ik uitnodigingen voor seminars of workshops langskomen over de kwalificatievraag (werknemer of zzp’er?) waarin juridische fouten staan, dat is pijnlijk. Tegelijkertijd zie ik ook dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst publiekscampagnes voeren om de regels rondom zzp-inhuur duidelijk te maken. Maar ook dat leidt kennelijk niet tot de gewenste helderheid. Zijn die campagnes dan onduidelijk of vindt de praktijk de antwoorden niet wenselijk? Mijn antwoord op die vraag laat zich waarschijnlijk wel raden.

Oifik: Je bent je steeds meer gaan uitspreken over dit onderwerp. Waarom eigenlijk?

Niels: De hoeveelheid misinformatie frustreert me, en ik voel me verantwoordelijk om die recht te zetten. Als onafhankelijke academicus probeer ik het publieke debat te verrijken met nuance en duiding. Tuurlijk, dit levert ook wel eens minder aardige reacties op, gezien de gevoeligheid van dit dossier. Desondanks vind ik het belangrijk om mijn mening, die onderbouwt is met wetenschappelijk onderzoek, te blijven geven.

Oifik: Zelfstandigen beklagen zich over het gebrek aan een duidelijk juridisch kader en dat dat de handhaving vanaf 2025 zou kunnen beïnvloeden, in hoeverre klopt dat?

Niels: Het handhavingsmoratorium werd ooit ingesteld met de belofte dat er nieuwe wetgeving zou komen om duidelijker te maken wanneer een werkende een werknemer of een zelfstandige is. Op 1 januari 2025 is er geen nieuwe wet, maar het beeld dat er nu helemaal géén duidelijke wetgeving is, klopt gewoon niet. Tussen de afkondiging van het handhavingsmoratorium en 1 januari 2025 is er veel veranderd. De Hoge Raad heeft in het Deliveroo-arrest negen gezichtspunten gegeven bij het toetsen van schijnzelfstandigheid (werknemerschap). Dat biedt best wat houvast. Het probleem is dat mensen vaak vooraf honderd procent duidelijkheid willen, en dat is gewoon moeilijk in een markt die zo divers is. Daarbij geldt dat er binnen de beoordeling van arbeidsrelaties ruimte moet zijn voor maatwerk; als je uitgaat van honderd procent zekerheid, ontneem je de mogelijkheid tot het toepassen van open normen die recht doen aan de feitelijke situatie van hoe partijen met elkaar werken (‘wezen gaat voor schijn’). En als je toch extra zekerheid wilt, biedt de Belastingdienst ruimte voor een vooroverleg; ik ken een aantal mensen dat binnen enkele weken reactie kreeg op het vooroverlegverzoek. De mogelijkheden zijn er dus wel. Ik vraag mij oprecht af of de vraag: “is er duidelijk regelgeving?” bij velen niet eerder “ben ik wel blij met het antwoord wat hierop gegeven is?” moet zijn.

Oifik: Toch blijven mensen kritisch op de afloop van het handhavingsmoratorium vanwege de onrust in de markt. Het kabinet en de Belastingdienst geven echter aan dat de markt er klaar voor is. Hoe kijk jij hiernaar?

Niels: Als de markt er niet klaar voor is, ligt dat wat mij betreft vooral aan de markt zelf. De markt heeft lang de tijd gehad om zich voor te bereiden sinds de aankondiging in december 2022 dat het moratorium eraf zou gaan vanaf 1 januari 2025. Tuurlijk is het zo dat sectoren als het onderwijs, de zorg en de kinderopvang extra kwetsbaar zijn gezien het personeelsgebrek; deze sectoren kunnen merken dat de afhankelijkheid van zzp’ers gevolgen heeft. Voor sommige kinderopvanglocaties kan dit zelfs betekenen dat ze tijdelijk moeten sluiten. Maar de vlucht naar het zzp-schap is deels veroorzaakt door slecht werkgeverschap. Ik roep werkgevers, en eigenlijk ook sociale partners, op om bepaalde wensen van werkenden mogelijk te maken, zoals een zekere vorm van flexibiliteit. Dat is waar de Commissie Borstlap al voor pleitte: vaste contracten minder star maken en flexibele contracten minder onzeker.

Oifik: Hoe luister jij naar de ambitie van het kabinet om, ondanks de juridische duidelijkheid die er volgens jou weldegelijk is, met een verduidelijkingswet te komen als de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR)?

Niels: De tijd heeft niet stilgestaan: het idee van de VBAR bestond al voordat de Hoge Raad met het Deliveroo-arrest kwam. Met dit arrest heeft de Hoge Raad een heldere lijn uitgezet. Toch kan ik me best goed voorstellen dat mensen behoefte hebben aan zo’n verduidelijkingswet , omdat het een kader biedt en structuur geeft. Of de VBAR die belofte inlost en daadwerkelijk een verduidelijk is ten opzichte van de Deliveroo-gezichtspunten, vraag ik mij af. De Raad van State heeft zelf ook geoordeeld dat de effectiviteit van de VBAR in haar huidige vorm de strijd tegen schijnzelfstandigheid weinig (positief) zal beïnvloeden. Misschien dat de boel wel iets overzichtelijker wordt, maar hele grote stappen mogen we misschien ook niet verwachten. De praktijk wil vooraf zekerheid, maar dat past niet bij hoe wij in Nederland en Europa arbeidsrelaties beoordelen: de feitelijke situatie gaat voor op de papieren werkelijkheid.

Oifik: Tot slot, wat was voor jou het hoogtepunt in het zzp-dossier dit jaar?

Niels: De mededeling dat het handhavingsmoratorium echt, maar dan ook echt, eraf gaat vanaf 1 januari 2025. Het is de Belastingdienst en SZW niet makkelijk gemaakt door het moratorium maar te blijven verlengen, maar het lijkt erop dat we een stap in de goede richting zetten. Het moratorium heeft lang genoeg geduurd.

Oifik: En het dieptepunt?

Niels: De desinformatie die verspreid wordt. Dat schaadt het vertrouwen in de regels en in de uitvoerende instanties.

Oifik: Waar kijk jij in het bijzonder naar uit in 2025?

Niels: Ik hoop dat we een fundamentelere discussie gaan voeren over zelfstandig werkenden in bijvoorbeeld partnerstructuren en bij specialisten zoals zelfstandige chirurgen. Die juridische (kwalificatie)vragen zijn veel interessanter en complexer dan die over zzp’ers in de kinderopvang of het onderwijs. Daarnaast zou ik graag het gesprek op gang zien komen in de maatschappij en in de politiek over een herziening van het sociale zekerheidsstelsel en hoe mensen in loondienst en zelfstandigen hieraan bijdragen. En in het verlengde van mijn proefschrift is nog interessant dat de aandacht misschien niet alleen uitgaat naar de verschillen in fiscaliteit en sociale zekerheid, maar ook wordt verlegd naar de civielrechtelijke verschillen tussen werknemers en zelfstandigen. Je kunt je natuurlijk wel afvragen: had het gesprek over die verschillen niet eigenlijk al veel eerder gevoerd moeten worden, bijvoorbeeld bij de eerste aankondiging van de beëindiging van het handhavingsmoratorium?

Dit interview maakt deel uit van een reeks van HeadFirst Group, waarin het Public Affairs-team de afgelopen weken meerdere experts heeft geïnterviewd die nauw betrokken zijn bij onderwerpen rondom zzp’ers en de arbeidsmarkt. De serie bestaat uit zes interviews, die de komende weken gepubliceerd zullen worden. Heb je vragen over de interviewreeks? Neem dan gerust contact op met het team via publicaffairs@headfirst.nl.

HeadFirst Group is marktleider in de Benelux op het gebied van het professioneel organiseren van externe inhuur. De organisatie biedt een diversiteit aan flexoplossingen, waaronder contracting, matchmaking, managed service providing (msp) en business consultancy. Er werken dagelijks ongeveer 15.000 professionals bij ruim vierhonderd opdrachtgevers in Europa, waarmee HeadFirst Group een jaaromzet realiseert van ongeveer 1,5 miljard euro. De bekendste merken van HeadFirst Group zijn de intermediairs HeadFirst, Between en Myler en MSP-dienstverlener Staffing Management Services. Door de unieke samenstelling van bedrijven – met ieder zijn eigen specialistische diensten - heeft HeadFirst Group een oplossing voor ieder inhuurvraagstuk. Zorgeloos inhuren, dat is onze belofte. Bekijk alle berichten van HeadFirst Group

5 reacties op dit bericht

  1. Ik ben gestopt bij “er is ruimte voor vooroverleg”. Niet dus. Als je als kleine zelfstandige vooroverleg vraagt, dan is het antwoord “dat doen we alleen voor grote bedrijven”. Vervolgens wordt weer terugverwezen naar een paar vage criteria “die we over vele jaren pas gaan toetsen” (waarvan er in de praktijk door de inspecteur maar 1 of 2 worden gebruikt). En ja, als we dan iets anders vinden, dan moet jij maar zien te bewijzen dat het niet zo is/was. Het verleden wordt dan herschreven zoals het de BD het beste uitkomt. Catch-22.

    Zeg niet dat het niet zo is, want dat is mij overkomen. Je wordt met een kluitje het riet in gestuurd. Deze mijnheer maar heeft kenelijk geen idee van hoe het in de praktijk werkt.

  2. “Negen gezichtspunten gegeven bij het toetsen van schijnzelfstandigheid (werknemerschap). Dat biedt best wat houvast.” ben ik het toch niet eens.

    Het blijft toch een beetje filosoferen voor opdrachtgever, opdrachtnemer als je een opdracht aangaat, is dit nou volgens de Belastingdienst nu in orde of niet. Zo zie je dat ook bij het MvF met inhuur voor het oplossen van toeslagenaffaire eventuele boetes worden betaald. Let hier op het woord, eventueel, dit geeft toch aan dat het niet duidelijk is dat deze flexibele schil nu wel of niet onder zelfstandigheid valt.

    Tot slot van het interview wordt er gesproken over de handhaving onder partnerstructuren van chirurgen. Hiermee geef je zelf al aan, dat bijvoorbeeld deze structuur, onduidelijk is qua zelfstandigheid. Wat de duidelijkheid van het arrest van Deliveroo weer onderuit haalt.

  3. Van afstand lijkt alles eenvoudig. Maar neem nu een zelfstandige voor wie alle criteria op groen staan, maar op één punt een rooie vlag heeft, namelijk dat hij of zij haar hooggekwalificeerde werk doet tussen de medewerkers in vaste dienst. Denk hierbij aan een operatieassistent of een IT-specialist. Voor de belastingdienst een no-go, maar hoe zal de rechter hier over oordelen? Die kijkt naar het totaalplaatje en zal een andere afweging maken. Dit is volgens mij de onzekerheid waar alle ellende uit voortkomt. Die onzekerheid is volgens mij heel reëel.

  4. Het deliveroo arrest geeft ook aan dat een holistische toets moet worden gehanteerd, d.w.z. dat rechtsgevolgen in onderling verbad moeten worden voorzien.

    Mijn persoonlijke ervaring is dat omstandigheden *in het geheel niet* worden meegewogen. Er wordt met grote oogkleppen op één punt uit de 9 punten gehaald (waaraan je misschien niet voldoet), waarna alleen naar dat punt wordt gekeken. Er wordt dan gezegd “u voldoet niet aan onze criteria, dus…”. Zelfs al maak je aannemelijk dat je redelijkerwijs wel aan het criterium voldoet, dan wordt gezegd “ik denk/vind/vermoed van niet, dus ik leg wat u zegt schuif ik terzijde” (gevolgd door een dooddoener/catch-22 waar je niets mee kunt).

    Dat is in mijn optiek een groot probleem. Er zou sprake moeten zijn van “maatwerk” en redelijkheid in de beoordeling, maar die is er niet. De ondernemerscheck geeft al snel als antwoord “waarschijnlijk”. Dan weet je dus nog niets. Vraag je vervolgens overleg, dan wordt dat geweigerd. Op het allerlaatste moment (na 5 jaar) ontvang je een “dacht het niet” brief. Verweer je jezelf, dan volgt bovenstaande aanpak, vol drogredenering. Je kunt daar niets meer, verweer wordt afgedaan met “ik denk het niet, dus ik druk aanslag door”. De enige weg die dan resteert is de rechter. Ik vermoed dat die het dan ook behoorlijk druk gaat krijgen.

    Ik vind de hele situatie te gek voor woorden. Vooral voor beroepen aan de bovenkant van de markt. Die worden de dupe van een hetze. Het werk wordt je onmogelijk gemaakt.

    Overigens zegt de Belastingdienst ook nog eens doodleuk “nee hoor, u mag doen wat u wilt, wij verbieden niets” (zolang u ons maar zelf betaalt alsof u uw een hobby uitvoert). In de praktijk wordt het werk je aan alle kanten onmogelijk gemaakt. Dat heet volgens mij broodroof.

    Een mens moet in alle redelijkheid de mogelijkheid hebben zijn beroep uit te oefenen en de extra kosten die daarmee gemoeid zijn redelijkerwijs kunnen verrekenen.

  5. (nogmaals, typo’s corrigeren is helaas niet mogelijk in deze omgeving — sorry)

    Het deliveroo arrest geeft ook aan dat een holistische toets moet worden gehanteerd, d.w.z. dat rechtsgevolgen in onderling verband moeten worden bezien. De Belastingdienst heeft (november) toegezegd dat te zullen doen, maar dat bericht is kennelijk (nog) niet bij de medewerkers beland, want die zitten vast in vastgeroeste denkpatronen.

    Mijn persoonlijke ervaring is dat omstandigheden *in het geheel niet* worden meegewogen. Er wordt met grote oogkleppen op één punt uit de 9 punten gehaald (waaraan je misschien niet voldoet), waarna alleen naar dat punt wordt gekeken. Er wordt dan gezegd “u voldoet niet aan onze criteria, dus…”. Zelfs al maak je aannemelijk dat je redelijkerwijs wel aan het criterium voldoet, dan wordt gezegd “ik denk/vind/vermoed van niet, dus ik leg wat u zegt schuif ik terzijde” (gevolgd door een dooddoener/catch-22 waar je niets mee kunt).

    Dat is in mijn optiek een groot probleem. Er zou sprake moeten zijn van “maatwerk” en redelijkheid in de beoordeling, maar die is er niet. De ondernemerscheck geeft al snel als antwoord “waarschijnlijk”. Dan weet je dus nog niets. Vraag je vervolgens (voor)overleg, dan wordt dat geweigerd. Op het allerlaatste moment (na 5 jaar) ontvang je een “dacht het niet” brief. Verweer je jezelf, dan volgt bovenstaande aanpak, vol drogredenering. Je kunt daar niets meer, verweer wordt afgedaan met “ik denk het niet, dus ik druk aanslag door”. De enige weg die dan resteert is de rechter. Ik vermoed dat die het dan ook behoorlijk druk gaat krijgen.

    Ik vind de hele situatie te gek voor woorden. Vooral voor beroepen aan de bovenkant van de markt. Die worden de dupe van een hetze. Het werk wordt je onmogelijk gemaakt.

    Overigens zegt de Belastingdienst ook nog eens doodleuk “nee hoor, u mag doen wat u wilt, wij verbieden niets” (d.w.z. zolang u ons maar zelf betaalt alsof u uw een hobby uitvoert). In de praktijk wordt het werk je aan alle kanten onmogelijk gemaakt. Dat heet volgens mij broodroof.

    Een mens moet in alle redelijkheid de mogelijkheid hebben zijn beroep uit te oefenen en de extra kosten die daarmee gemoeid zijn redelijkerwijs kunnen verrekenen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *