ZiPredactie 21 februari 2025 0 reacties Print Hoge Raad: ondernemerschap is volwaardig criterium bij beoordeling arbeidsrelatieBij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst geldt geen rangorde tussen de mee te wegen omstandigheden, waaronder het ‘ondernemerschap’ van de werkende. Dat staat in een vandaag verschenen uitspraak van de Hoge Raad. Dit heeft gevolgen voor de wet VBAR.Of een Uber-chauffeur een arbeidsovereenkomst met Uber heeft, kan mede ervan afhangen of deze chauffeur zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. Dat staat in het vandaag verschenen antwoord van de Hoge Raad op prejudiciële vragen die het hof stelde in de zaak Uber. De Hoge Raad gaf in het Deliveroo-arrest een aantal gezichtspunten om een arbeidsrelatie te beoordelen. Een daarvan is extern ondernemerschap. In de situatie van Uber zou de arbeidsrelatie voor hetzelfde werk dan anders kwalificeren. Het hof vroeg aan de Hoge Raad of dat effect ook zo bedoeld was. Advies van de AG In september vorig jaar bracht een advocaat-generaal (AG) De Bock advies uit. Ze vond de betekenis die bij de beoordeling van een arbeidsrelatie moet worden gegeven aan persoonlijke ondernemerscriteria ‘beperkt’. ‘Ze doen ertoe, maar ze kunnen niet de ‘balans doen omslaan’, als op grond van andere criteria is geoordeeld dat de werkrelatie als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt’. Volgens haar telt dus niet zozeer de persoon van de werkende, maar de arbeidsrelatie bij de kwalificatievraag. In het antwoord wijkt de Hoge Raad af van haar conclusie; hetzelfde werk voor dezelfde opdrachtgever kan voor een werkende met ‘ondernemerschap’ geen arbeidsovereenkomst betekenen en voor een werkende zonder ‘ondernemerschap’ wel. Arbeidsrechtadvocaat Joost van Ladesteijn vindt het een terechte uitspraak. ‘Precies wat ik had verwacht, in lijn met de welbekende toetsing en arresten.’ Hij beargumenteerde eerder in een commentaar dat het advies van A-G Bock onjuist was. De uitspraak van de Hoge Raad van vandaag sluit voor de antwoorden van alle prejudiciële vragen aan bij zijn commentaar. Van Ladesteijn constateerde dat de Belastingdienst in lijn werkte met het advies van De Bock en ‘extern ondernemerschap’ pas meetelt als er geen uitsluitsel is op basis van de andere acht criteria. ‘A priori stellingnames over functies verhouden zich moeizaam met een holistische toets’, zegt hij. ‘Dit werkt door naar alle tools van de Rijksoverheid, alsook beoordelingen die zijn verricht op basis van het advies van A-G De Bock en de wet VBAR.’ Wet VBAR De antwoorden van de Hoge Raad zijn belangrijk voor de wet VBAR. De rangorde werd namelijk ook aangehouden in het wetsvoorstel. In de toelichting bij de wet staat dat ‘het ondernemerschap van de persoon van de werkende niet centraal staat bij de beoordeling van een concrete arbeidsrelatie’. Het belangrijkst bij de beoordeling zijn het werk, de samenwerking binnen de organisatie en de risico’s, verantwoordelijkheden en investeringen van de zelfstandige voor deze specifieke opdracht. Pas als dat geen uitsluitsel geeft, wordt er naar de persoon gekeken. Minister Van Hijum (SZW) heeft eerder aangegeven het antwoord te betrekken in het wetgevingstraject. Hij zal de Tweede Kamer informeren over de gevolgen voor het wetsvoorstel. Procedure Een andere vraag aan de Hoge Raad ging over de procedure waarop je de arbeidsrelatie moet vaststellen. De FNV begon de procedure op basis van de Wet AVV (algemeen verbindend verklaringen van bepalingen van cao’s). De chauffeurs die wél ondernemers zijn, zouden dus ongewild bij de beslissing van het hof betrokken worden. Volgens de Hoge Raad kan de rechter zal in een procedure op de voet van art. 3 lid 2 Wet AVV geen algemeen oordeel geven over de kwalificatie van tussen de werkgever/opdrachtgever en werkenden gesloten overeenkomsten als blijkt dat de individuele omstandigheden van de (groepen) werkenden daarvoor te veel uiteenlopen. Voor zover de rechter bij de kwalificatie van de overeenkomsten wel oordelen kan geven voor bepaalde (groepen) werkenden, kan de rechter dit tot uitdrukking brengen in het dictum van de uitspraak. Het antwoord op deze prejudiciële vraag is dus bevestigend. Meer lezen: Belastingdienst weegt persoonlijk ondernemerschap zelden mee in oordeel over schijnzelfstandigheid. ‘Onjuiste toepassing’ Advies AG aan Hoge Raad: betekenis ondernemerscriteria bij beoordeling arbeidsrelatie ‘beperkt’ Minister Van Hijum gaat ‘nog eens goed’ naar wet VBAR kijken Arbeidsrechtdeskundigen pleiten voor aanpassing wetsvoorstel VBAR. ‘Of iemand zich als ondernemer gedraagt, is een essentieel criterium’ deliveroo, Hoge Raad, ondernemerschap, Uber, Wet Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden, Wet VBAR Print Over de auteur Over ZiPredactie De ZiPredactie plaatst hier interviews en eigen artikelen. Daarnaast persberichten, aankondigingen of (met toestemming) overgenomen artikelen. (contact: info[AT]zipconomy.nl) Bekijk alle berichten van ZiPredactie
nieuws - Belastingdienst weegt persoonlijk ondernemerschap zelden mee in oordeel over schijnzelfstandigheid. ...