"Exploring the future of work & the freelance economy"
SLUIT MENU

Extern ondernemerschap en de Wet DBA: bewijs het zelf maar

Extern ondernemerschap is al decennia een factor van betekenis. Met de Wet DBA in het achterhoofd, is het aan de werkende om aan te tonen dat hij zich als ondernemer gedraagt, schrijft Boris Emmerig.

De Hoge Raad kon niet duidelijker zijn in het Uber-arrest van 21 februari 2025.

“Ook de omstandigheid (ix) “of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt”, is niet als zodanig van ander gewicht dan de andere genoemde omstandigheden.”

Realiteit op dit moment

Stan Rethans, voorzitter van de kennisgroep CAO van de Belastingdienst en als zodanig een “senior ranking official”, schreef hierover – op persoonlijke titel – een interessante column op Salarisnet (https://lnkd.in/eRhy8CJN ). Hij stelt dat “er voor zowel opdrachtgevers en opdrachtnemers als voor de Belastingdienst een lastige en bewerkelijke situatie [ontstaat] om vooral het externe ondernemerschap te beoordelen. Hoe doe je dat als opdrachtgever, aangezien je vaak niet op de hoogte bent van allerlei activiteiten van een opdrachtnemer die zich buiten jouw gezichtsveld afspelen? Bij de opdrachtgever rust de eerste verantwoordelijkheid; deze zal een standpunt moeten innemen. […]  Ga er maar aan staan.”.

Hij heeft gelijk, maar het is de realiteit op dit moment. Opdrachtgevers zullen hierbij een beroep moeten doen op “hun” (wanna be) zzp’ers. De laatsten zullen hun externe ondernemerschap ten genoege van hun opdrachtgevers moeten aantonen. Maar zo nieuw is dit nu ook weer niet.

Twee hoepels

Wanneer gebruik wordt gemaakt van intermediairs in tussenkomst-situaties, is dit al heel lang zo. Dat zit zo. In dit soort situaties speelt niet alleen de vraag of er een echte dienstbetrekking is – te beoordelen aan de hand van de Deliveroo-criteria -, maar ook of er een fictieve dienstbetrekking is. Als A via B voor C werkt, is het uitgangspunt dat er een fictieve dienstbetrekking is en moet B – de intermediair – loonbelasting en premies afdragen, ook al is er helemaal geen echte dienstbetrekking. De “escape” is dat A zijn arbeid verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. En daar is het externe ondernemerschap dan weer. Dit is al zo geregeld vanaf 1973.

Zzp’ers die via een tussenkomst-intermediar werken, moeten dus door twee hoepels heen springen. Ten eerste door de Deliveroo-hoepels voor de echte dienstbetrekking en ten tweede door de hoepel van de fictieve dienstbetrekking via het uitoefenen van een bedrijf of beroep. Komt men niet dcor de tweede hoepel heen, dan is het pleit fiscaal al beslecht; de intermediair moet dan loonbelastig en premies afdragen. Bij bemiddeling speelt de fictieve dienstbetrekking van tussenkomst geen rol.

Extern ondernemerschap is dus al decennia een factor van betekenis. Het is aan de werkende om aan te tonen dat hij zich als ondernemer gedraagt.

Boris Emmerig werkt sinds 1990 als belastingadviseur en sinds 1996 als advocaat. Hij heeft ruim dertien jaar ervaring als raadsheer-plaatsvervanger bij de Belastingkamer van het Gerechtshof te Amsterdam. Hij is als docent verbonden aan de Specialisatieopleiding Arbeidsrecht van het Leids Juridisch PAO, de beroepsopleiding van de Nederlandse Orde van Advocaten en LexLumen. Regelmatig verschijnen publicaties van zijn hand in de fiscale en juridische vakpers. Emmerig is een fiscalist pur sang. Zijn specialismen liggen op het terrein van de loonbelasting, vennootschapsbelasting en fiscale procedures. Hij is verbonden aan het kantoor Holla Advocaten. Bekijk alle berichten van Boris Emmerig

Eén reactie op dit bericht

  1. Ik heb twee vragen.
    1) Lees ik hier nu in dat het hebben van een b.v. als zzper in de praktijk wel verschil maakt?

    “De “escape” is dat A zijn arbeid verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep. ”

    Want hoewel BD schermt dat de een b.v. niet uitmaakt, is het in de praktijk zo, dat de BD aannemelijk moet maken dat de b.v. een “schijnconstructie” is waar doorheen gekeken moet worden. Dit komt terug in de antwoorden op Kamervragen waarom zzpers met een b.v. geen gebruik kunnen maken van de verschillende modules.
    Het wordt best een complexe beoordeling van een keten van intermediairs.

    2) Ik vraag mij af of de beoordeling van 9 echt aan opdrachtgevers is.

    Want zij kunnen prima op basis van vastgelegde toets (momentopname) van 1-8 tot conclusie komen dat er geen arbeidsrelatie is.
    Of zij kunnen een vraag opnemen mbt omzetverdeling (9) die opdrachtnemer positief beantwoord.

    Als de BD dat anders ziet, dan zijn zij alsnog aan zet om dit te weerleggen met de holistische 1-9 toets?

    Interessant contrast ook dat deze senior persoon op eigen titel schrijft dat dit een zeer lastig uitvoerbaarheid vraagstuk is voor zowel markt als BD. Terwijl de belastingdienst continu roept dat het zo duidelijk is.

    Als ze slim zijn, leggen ze dit weer terug waar het hoort. Bij de politiek.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *