Hugo-Jan Ruts 5 maart 2025 3 reacties Print Waarom de zzp-uitspraak Hoge Raad niets heeft veranderd. Behalve voor beleidsmakers en handhaversMaanden is er naar uitgekeken, het antwoord op de prejudiciële vragen van de Hoge Raad (HR). En daar waren ze dan ineens. Het was een beetje een anticlimax misschien. Volgens de HR moet je de Deliveroo-criteria (om te bepalen of een opdracht wel of niet buiten dienstbetrekking gedaan kan worden) lezen zoals ze er staan. Negen criteria, ze doen er allemaal toe en je moet ze allemaal langslopen, schrijft Hugo-Jan Ruts.De opluchting in de zzp-wereld is er niet minder om. De vraag die door het Hof van Amsterdam was gesteld, is nogal een fundamentele. Kortweg: kan iemand die hetzelfde werk doet als iemand die werknemer is, überhaupt wel als ondernemer gekwalificeerd worden? Het antwoord van de HR is duidelijk: ja dat kan. Dat je de Deliveroo-criteria zo moest lezen, was voor flink wat deskundigen al wel duidelijk. In recente rechterlijke uitspraken wordt vaak ook het hele rijtje afgehandeld. De uitspraak verandert in die zin niets. De HR volgt de advocaat-generaal niet in haar advies om die ondernemerschapscriteria een ondergeschikte rol te geven. Zzp’ers in de wolken De juichstemming onder zzp’ers over deze uitspraak is wellicht ook wel iets te groot. Het feit dat de HR niet uitsluit dat iemand als zzp’er gezien moet worden ook al doet iemand anders hetzelfde werk, wil niet zeggen dat als iemand maar voldoende ondernemer is, hij of zij dus ook hetzelfde werk, onder dezelfde omstandigheden, kan doen als een werknemer. Alle criteria zullen moeten worden beoordeeld. Ondernemerschap doet er toe, maar het is ook maar een van de negen criteria. Dat geldt ook in de Uber-zaak. Immers, de HR heeft geen uitspraak gedaan in die zaak tussen FNV en Uber. Die uitspraak is aan het Gerechtshof en moet nog gedaan worden. Beleid en handhaving Voor zzp’ers en (vooral) hun opdrachtgevers heeft het HR antwoord dus niet al te veel betekenis. Het is business as usual. Voor de beleidsmakers en handhavers ligt dat toch net even anders. Op het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is al lang de Wet VBAR in voorbereiding. De wet die moet verduidelijken (V) hoe je de arbeidsrelatie (A) moet beoordelen (B). Die VBAR komt niet met nieuwe criteria maar volgt uitspraken van rechters. Volgens het ministerie moet je die uitspraken zo lezen dat je pas naar de criteria over het extern ondernemerschap (de OP) hoeft te kijken als de criteria andere criteria (W = criteria die wijzen op werknemerschap, en Z = criteria die wijzen op zelfstandig werken) in evenwicht zijn. Een interpretatie van rechtspraak die aansluit bij de mening van de advocaat-generaal, die in haar advies ook regelmatig verwijst naar de memorie van toelichting van de Wet VBAR. Het advies van de AG zal onder ambtenaren gezien zijn als bevestiging dat ze met de VBAR op het goede spoor zaten. Je kan je ook niet aan de indruk onttrekken dat in de manier waarop zowel het Ministerie van SZW als de Belastingdienst, maar ook het ministerie van BZK (verantwoordelijk voor het beleid rond inhuur) aankijken tegen de handhaving, die ondernemerschapscriteria al gezien werden als minder relevant. In een podcast had de waarnemend programmamanager Handhaving Arbeidsrelaties bij de Belastingdienst het al over dat het dat het ondernemerschapscriterium alleen maar gebruikt wordt bij een “gelijkspelsituatie, dus als we er met die andere acht criteria niet uitkomen. Maar meestal is het op basis van die andere acht al duidelijk.” Exact de formulering van (nog niet eens ingediende) Wet VBAR). Uit stukken die naar boven zijn gekomen in een WOO procedure blijkt dat ook de ‘werkgroep aanpak schijnzelfstandigheid’ van het ministerie van BZK tijdens een bijeenkomst in juli 2024 voor de uitleg van de hoe de arbeidsrelatie getoetst moet worden ook de Wet VBAR volgt. Inclusief het zinnetje ‘bij de beoordeling van de arbeidsrelatie komt men niet snel toe aan het toetsen van deze criteria’. Het VBAR-denkgoed heeft, zo lijkt het, stevig postgevat in het ambtelijke denken. En daar zet de HR nu een streep doorheen. Daarbij heeft de HR ook consequenties voor de handhavingsstrategie van de Belastingdienst. Die is nu gericht op steekproefsgewijs de daadwerkelijke werksituatie bekijken (criteria die wijzen op werknemerschap versus criteria die wijzen op zelfstandigheid). Als de steekproef duidelijk wijst in de richting van werknemerschap, dan wordt die conclusie doorgetrokken naar iedereen. Zonder dat er gekeken wordt naar het ondernemerschap van het individu. Immers: dat doet er niet zoveel toe, was het idee. Ook dat zal toch anders moeten. Er zal – want het ondernemerschap is puur individueel – toch ook per geval naar gekeken moeten worden, leggen experts uit. Kortom: waar het voor opdrachtgevers en zzp’ers vooral business as usual is, is er voor beleidsmakers wel wat meer aan de hand. Politiek en de zzp-uitspraak Dat brengt ons bij de politiek. Want, leuk zo’n uitspraak van de HR. Het is uiteindelijk aan kabinet en parlement om wetten te maken en over hoe om te gaan met een wet de duidelijker moet maken hoe je de arbeidsrelatie moet beoordelen. Een paar mogelijk opties: Toch doorgaan met de opzet van de Wet VBAR en zo de uitspraak van de HR ‘corrigeren’. GroenLinks/PvdA Kamerlid Patijn pleitte daar al voor in onze podcast ZiPtalk. Of daar een politieke meerderheid voor is, is nog maar zeer de vraag. Tot de conclusie komen dat, met de recente uitspraak van de HR, het eigenlijk allemaal wel duidelijk is en er dus geen wet meer nodig is. De wet knippen. Het R-deel (rechtsvermoeden werknemerschap bij laag tarief) wel snel invoeren en over het VBA deel ‘nog eens goed nadenken’. Dan ontstaat er een gat waar de VVD met plezier in zal springen (zie bijv https://www.zipconomy.nl/2025/02/thierry-aarsten-vvd-doet-in-belgie-inspiratie-op-voor-alternatieve-zzp-wetgeving-dit-geeft-grote-rechtszekerheid/ Of een politieke deal sluiten. Wel een nieuwe wet, daarin het criterium ‘ondernemerschap’ een volwaardige plek geven maar tegelijk de opt-out voor in de basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen laten vallen voor alle zelfstandigen zonder een BV. Een opt-out die, zo laat Van Hijum al doorschemeren, onuitvoerbaar lijkt. En ook niet past bij het (op termijn) werken naar een basisregeling voor alle werkenden, los van de contractvorm – een wens van onder meer coalitiepartij NSC. Minister Van Hijum gaf in november 2024 aan ‘nog eens goed’ naar de Wet VBAR te gaan kijken en daarbij de HR-uitspraak in mee te nemen. Die uitspraak ligt er nu. En dus is het ook tijd om knopen door te hakken. Immers, na een fase van rapporten schrijven (Commissie Borstlap), polderakkoord (SER-MLT 2021), wetsvoorbereidend werk (door minister Van Gennip) en het nodige ambtelijke geduw en getrek (‘Yes, minister’) ligt de bal nu precies waar hij hoort te liggen als er besluiten genomen moet worden: bij kabinet en kamer. Ze praten binnenkort met elkaar over het zzp-beleid. deliveroo, Hoge Raad, zzp Print Over de auteur Over Hugo-Jan Ruts Hugo-Jan Ruts is 'editor-in-chief' en uitgever van ZiPconomy. Bekijk alle berichten van Hugo-Jan Ruts
Goede analyse. Ik zou mog wat stelliger zeggen dat het zijn van ondernemer op zich niet uitsluit, dat je ook of tegelijkertijd in een dienstbetrekking werkzaam kunt zijn. Dat was zo voor Deliveroo en dat is zo daarna. Altijd lastig voor digitaal denkenden. Ik voeg nog aan je rijtje toe: handhaving zal hopelijk ook meer duidelijkheid scheppen over de grens tussen dienstbetrekking en relaties die dat niet opleveren. Beantwoorden
Het creëren van chaos, om daarmee iets te kunnen forceren is het actuele beleid van dit kabinet op meerdere dossiers. Benieuwd naar de uitkomst. Het begin van een visie is helaas nog ver weg. Beantwoorden
Interessante analyse! Sociale zekerheid van ZZP’ers is overwegend een fiscaal probleem. Het is jammer dat de wetgever telkens een civielrechtelijke oplossing zoekt voor dit fiscale probleem. De meeste ondernemers starten vanuit een afhankelijke en dus (deels) schijnzelfstandige positie en vechten zich geleidelijk aan vrij. Dit moet gewoon kunnen en hoort bij onbevangen ondernemerschap. De dreiging van herkwalificatie van de aangegane handelsrelaties vormt een zeer verstorende bedreiging van de markt. Een wet die een eventuele herkwalificatie begeleidt is volgens sommigen een goed plan, maar levert niet veel extra zekerheid op aangezien de toetsing zeer casuïstisch blijft. Nu de politiek toch deze civielrechtelijke barrières opwerpt voor (startende) ondernemers draait men een groot aantal starters en dus ook de succesvolle mkb-bedrijven van de toekomst de nek om. Ondernemerschap wordt op deze manier enorm geremd en dat is uiteindelijk niet in het landsbelang, hoe goed de bedoelingen ook zijn. Dus laten we met z’n allen ervan doordrongen zijn dat we compleet op het verkeerde spoor zitten met de aanpak van ‘uitbuiting’ van ZZP’ers. Zorg er liever voor dat ZZP’ers (verplicht) mee gaan draaien met alle sociale voorzieningen en accepteer dat een ZZP’er zelf kiest voor zijn werkvorm met bijbehorend gebrek aan ontslagbescherming. Voor het beeld van de ZZP’er als slachtoffer is wat mij betreft dan ook niet veel ruimte meer. Beantwoorden
opinie - Waarom de zzp-uitspraak Hoge Raad niets heeft veranderd. Behalve voor beleidsmakers en handhavers